Over leren lezen en schrijven (2 van 3)

Als men hier verder over nadenkt, dan ontwikkelen zich andere opvattingen zoals we op merkwaardige wijze kunnen ervaren. Iedereen die van Goethe wat weet, kan ook weten: Als men met wat een twaalfjarige jongen aan eisen op school gesteld worden naar Goethe kijkt en je afvraagt, heeft Goethe dit werkelijk zo gekund? – dan zal men zien dat hij dit niet eens kon op zestienjarige leeftijd, en toch werd hij Goethe.

Oostenrijk had een belangrijke dichter, Robert Hamerling. Natuurlijk had hij zich in zijn jeugd niet voorgenomen dichter te worden, dat deed zijn genialiteit (Duits: das machte sein Genie), maar hij wilde leraar op een middelbare school worden. Hij had het examen voor leraar afgelegd. In zijn getuigschrift staat dat hij een buitengewoon goede kennis van het Latijn en het Grieks had, dat hij echter niet in staat was de Duitse taal te hanteren en dat hij alleen voor het onderricht van de lagere klassen deugde. Maar hij werd de belangrijkste recente dichter in Oostenrijk. Hij heeft in de Duitse taal en niet in de Slowaakse taal geschreven.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 298 – Rudolf Steiner in der Waldorfschule / Vorträge und Ansprachen für die Kinder, Eltern und Lehrer in der Waldorfschule Stuttgart 1919-1924 – Stuttgart, 9 mei 1922 (bladzijde 129-130)

Robert_hamerling

Robert Hamerling (1830-1889)

Geplaatst bij Steiner citaten Nederlands 23 september 2019

Het lot schonk mij een bijzondere taak op het gebied van de pedagogie (2 van 3)

Door deze pedagogische taak werd er voor mij een rijke bron van kennis aangeboord. Door wat ik in de praktijk te brengen had, opende zich voor mij een blik in de samenhang tussen het geestelijk-psychische en het lichamelijke deel van de mens. Ik merkte hoe opvoeding en onderwijs een kunst moeten worden, waarvan het fundament een werkelijke kennis omtrent de mens is. 

Ik moest op een zorgvuldige wijze economisch te werk gaan. Voor een half uur les moest ik mij dikwijls twee uur voorbereiden, opdat ik de stof zo kon brengen dat in de minste tijd en met de minste geestelijke en lichamelijke inspanning de grootst mogelijke prestatie van de jongen bereikt kon worden. De opeenvolging van de vakken moest zorgvuldig worden overwogen, de hele dagindeling moest doelmatig worden samengesteld. Ik smaakte de voldoening dat de jongen na verloop van twee jaar het lagere schoolonderwijs had ingehaald en voor het toelatingsexamen van het gymnasium slaagde. Zijn gezondheidstoestand was ook in sterke mate verbeterd. De bestaande hydrocefalie was belangrijk verminderd. 

Ik kon de ouders voorstellen om de jongen naar een gewone school te sturen. Het leek mij noodzakelijk dat hij zich temidden van andere jongens ontwikkelde. Vele jaren bleef ik als opvoeder met de familie verbonden en ik wijdde mij speciaal aan deze jongen, die de school uitsluitend kon doorlopen als zijn bezigheden thuis in dezelfde geest  geschiedden waarin ik ermee was begonnen. Zoals ik reeds eerder vermeldde, leidden de bijlessen Grieks en Latijn die ik deze jongen en nog een andere jongen in de familie moest geven, er toe om mijn eigen kennis daarvan verder te ontwikkelen.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 28 – MEIN  LEBENSGANG – Hoofdstuk VI (bladzijde 105-106)

Nederlandse vertaling door W.A.C. Labberté, overgenomen uit MIJN LEVENSWEG (bladzijde 70-71) – 1981 Uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist

Metamorfose/Talenten/Krachten

Wie de overeenkomsten uiterlijk beschouwt, vergist zich in de regel in de karakteristieke trekken van de opeenvolgende incarnaties. En net zoals wij moeten nadenken over wat we onaangenaam hebben gevonden, en ons dan moeten voorstellen dat we het intensief wensen, moeten we ook nadenken over de dingen waarvoor we het minst geschikt zijn, waarin we om zo te zeggen achterlijk zijn. En als wij de allerdomste kanten van ons wezen ontdekken, kunnen deze ons vrijwel zeker op het spoor brengen, van de dingen waarin wij in de voorafgaande incarnaties hebben uitgeblonken. Hier blijkt dat het voor de hand ligt om juist deze dingen van de verkeerde kant aan te pakken.

Op grond van bepaalde bespiegelingen kan ons overigens ook duidelijk worden dat het juist de meest innerlijke wezenskern van de ziel is, die van de ene naar de andere incarnatie verder leeft. Iemand zal bijvoorbeeld nooit een taal gemakkelijker leren doordat hij in een vorige incarnatie in een taalgebied leefde dat samenhing met de taal die hij nu moet leren. Als dat wel zo was, zou het onze gymnasiasten niet zoveel moeite kosten om Grieks of Latijn te leren – want voor velen van hen waren deze talen in hun vroegere incarnaties de omgangstaal.

Wat wij ons in uiterlijke zin eigen maken, is in sterke mate verbonden met alles wat in het leven van de mens tussen geboorte en dood tot een afsluiting komt. Er kan dan ook geen sprake van zijn dat die dingen in de volgende incarnatie op dezelfde manier weer te voorschijn komen. Ze gaan, tot krachten gemetamorfoseerd over in een of meer van de volgende incarnaties. Zij die bijvoorbeeld in een incarnatie een speciale talenaanleg hebben, zullen die aanleg in hun volgende incarnatie niet hebben, daar staat tegenover dat ze meer dan anderen een aanleg tot onbevangen oordelen hebben. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 135 – Reïncarnatie en karma – Berlijn, 23 januari 1912 (bladzijde 16-17)

Overgenomen uit de Nederlandse vertaling door H. Beran-Muller van Brakel: Reïncarnatie en Karma (bladzijde 14-15) – Uitgeverij Vrij Geestesleven 1981

Zie ook: Talenten/Reïncarnatie/Karma (1 van 2) 

                Talenten/Reïncarnatie/Karma (2 – slot)

Korte fragmenten uit Mijn Levensweg van Rudolf Steiner (3) – Naast de Realschule doet Steiner op eigen houtje het gymnasium er bij

Voor zijn lessen (van de leraar Duitse taal en literatuur in de drie hoogste klassen van de middelbare school)  moest ik veel doen. Zijn vak omvatte in de vijfde klas de Griekse en Latijnse gedichten, waarvan fragmenten in het Duits behandeld werden. Nu pas begon ik soms erg spijt te krijgen dat mijn vader me niet op het gymnasium had gedaan in plaats van op de Realschule. Want ik voelde hoe weinig mij in de vertalingen het specifieke van de Griekse en Latijnse kunst aansprak. Ik kocht daarom Griekse en Latijnse leerboeken en gaf mezelf stilletjes een gymnasiale opleiding. Dat nam veel tijd in beslag, maar het werd ook de reden dat ik later, weliswaar op een ongewone manier, toch nog helemaal het gymnasium doorliep. Toen ik namelijk op de hogeschool in Wenen was, moest ik pas echt heel veel bijlessen geven. Weldra kreeg ik een gymnasiast als leerling. De omstandigheden, waarover ik nog zal spreken, brachten met zich mee dat ik deze leerling bijna het hele gymnasium door met privélessen moest bijstaan. Ik gaf hem ook les in Grieks en Latijn, zodat ik daardoor ook alle details van het gymnasiumonderwijs leerde kennen.

Bron: Nederlandstalige uitgave van Mijn Levensweg – bladzijde 32-33 (Uitgave 1981, Vrij Geestesleven) Vertaling: W.A.C. Labberté

Duitstalig: GA 28Mein Lebensgang (bladzijde 47-48)

Eerder geplaatst op 13 maart 2016

Steiner als opvoeder en huisonderwijzer (2 van 3)

Door deze pedagogische taak werd er voor mij een rijke bron van kennis aangeboord. Door wat ik in de praktijk te brengen had, opende zich voor mij een blik in de samenhang tussen het geestelijk-psychische en het lichamelijke deel van de mens. Ik merkte hoe opvoeding en onderwijs een kunst moeten worden, waarvan het fundament een werkelijke kennis omtrent de mens is. Ik moest op een zorgvuldige wijze economisch te werk gaan. Voor een half uur les moest ik dikwijls twee uur voorbereiden, opdat ik de stof zo kon brengen dat in de minste tijd en met de minste geestelijke en lichamelijke inspanning de grootst mogelijke prestatie van de jongen bereikt kon worden. De opeenvolging van de vakken moest zorgvuldig worden overwogen, de hele dagindeling moest doelmatig worden samengesteld. Ik smaakte de voldoening dat de jongen na verloop van twee jaar het lagere-school onderwijs had ingehaald en voor het toelatingsexamen van het gymnasium slaagde. Zijn gezondheidstoestand was ook in sterke mate verbeterd. De bestaande hydrocefalie (waterhoofd) was belangrijk verminderd. Ik kon de ouders voorstellen om de jongen naar een gewone school te sturen. Het leek mij noodzakelijk dat hij zich temidden van andere jongens ontwikkelde. Vele jaren bleef ik als opvoeder met de familie verbonden en ik wijdde mij speciaal aan deze jongen, die de school uitsluitend kon doorlopen als zijn bezigheden thuis in dezelfde geest geschiedden waarin ik ermee was begonnen. Zoals ik reeds eerder vermeldde, leidden de bijlessen Grieks en Latijn, die ik deze jongen en nog een andere jongen in de familie moest geven, er toe om mijn eigen kennis daarvan verder te ontwikkelen. (Let wel: Steiner had zelf op de Realschule helemaal geen Latijn en Grieks gehad, hij had dit dus op eigen houtje geleerd. R.v.D.)

Ik moet het lot dankbaar zijn voor dit stuk van mijn leven. Want hierdoor verwierf ik mij op een levensechte wijze kennis omtrent het mensenwezen, zoals het volgens mij langs een andere weg niet mogelijk zou zijn geweest. Ook had de familie mij bijzonder liefdevol in haar midden opgenomen en we vormden samen een fijne leefgemeenschap. De vader had een agentschap in Indische en Amerikaanse katoen en gunde mij een blik in het zakenleven, wat voor mij ook zeer leerzaam was. Ik maakte kennis met een buitengewoon interessant importbedrijf met zijn verschillende commerciële en industriële aspecten en met de omgang tussen de zakenvrienden.

Wordt morgen vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 28 – MEIN LEBENSGANG (bladzijde 105-107)

Overgenomen uit MIJN LEVENSWEG (bladzijde 70-71) – Vertaling W.A.C. Labberté

Eerder geplaatst op 16 december 2015