Over psychoanalyse

De eigenaardigheid om van een ziel – zoals bijvoorbeeld de psychoanalytici het doen – op dwaze wijze uit “verborgen zielenprovincies” dingen te verklaren – men kan immers alles aan het verborgene toeschrijven -, dat moet ophouden, en men moet de werkelijke oorzaken zoeken. Want het gedoe der psychoanalytici, die in zeker opzicht werkelijk ook veel goeds tot stand brengen, dat doet menigmaal eraan denken alsof iemand zou zeggen: ‘In het jaar 1749 is bij een patriciër in Frankfurt een later zeer begaafde zoon geboren: men kan nu nog de plaats vaststellen waar in Frankfurt deze later als Wolfgang Goethe bekende mens geboren is. Graaf maar eens in de aarde, door welke uitwaseming zijn begaafdheden tot stand gekomen zijn.’ – Zo komen iemand de psychoanalytici vaak voor! Ze graven onder de aardbodem naar de ziel, in de “verborgen provincies”, die ze eerst zelf hypothetisch ontdekken, terwijl men in werkelijkheid in vorige aardelevens en in het leven tussen dood en nieuwe geboorte zoeken moet. Dan verruimt zich het begrip voor mensenzielen. Mensenzielen zijn waarachtig veel te rijk om hun inhoud uit één enkel aardeleven te kunnen leren kennen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 236 – Esoterische Betrachtungen Karmischer Zusammenhänge – deel 2 – Dornach, 12 april 1924 (bladzijde 46)

1200px-Sigmund_Freud,_by_Max_Halberstadt_(cropped)

Freud (1856-1939)

Eerder geplaatst op 16 mei 2018

Over schrijven en Goethe

Bestudeert u wat Goethe als knaap geschreven heeft en hoe weinig grondig hij spraakkunst en nog veel minder hij spelling beheerste toen hij reeds tamelijk volwassen was, en dan zult u zich een ander oordeel vormen dan het oordeel dat men zich nu vormt wanneer men een jongen of meisje ziet dat reeds dertien jaar is en nog niet eens zonder fouten kan schrijven. In plaats van altijd maar te betreuren dat ze niet zonder fouten kunnen schrijven en voortdurend te vragen: wat moeten we toch doen om ze zonder fouten te leren schrijven? – zou het veel gunstiger zijn om eens na te denken: waar steken toch de eigenlijke, de werkelijke vermogens als ze niet in de orthografie zitten? – en dan op zoek te gaan naar dat gebied waar de werkelijke vermogens schuilen, om dan op een of andere manier de brug te vinden om dan eventueel nog datgene in die kinderen te brengen wat in die kinderen nog moet gebracht worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 301 – Die Erneuerung der pädagogisch-didaktischen Kunst durch Geisteswissenschaft – Fragenbeantwortung zum ersten Vortrag – Basel, 20 April 1920 (blz. 235)

KAUFFMANN-Angelica-Kauffmann-Portret-van-Johann-Wolfgang-von-Goethe

Johann Wolfgang von Goethe (1749 – 1832)

Eerder geplaatst op 13 december 2011  (4 reacties)

Reinhold Köhler

In de directe omgeving van het archief lag de bibliotheek van Weimar. Als hoofdbibliothecaris zat daar een man met een kinderlijk gemoed en een bijna onbegrensde geleerdheid, Reinhold Köhler. De medewerkers van het archief moesten daar vaak zijn. Want de literaire hulpmiddelen bij het werk in het archief konden daar in belangrijke mate worden aangevuld. Reinhold Köhler had een eenmalige onbegrensde kennis op het terrein van mythen, sprookjes en sagen; op het gebied van talen bezat hij een universaliteit, die de diepste bewondering afdwong. Bij het zoeken naar de meest moeilijke op te sporen literaire documenten kon hij raad geven. Daarbij bezat hij een roerende bescheidenheid en was op de meest hartelijke wijze welwillend om te helpen. Hij liet het zich nooit uit handen nemen om de boeken, die men nodig had, zelf uit de kast te halen en ze in de werkkamer van de bibliotheek bij de betreffende persoon te brengen. 

Op een keer kwam ik binnen en vroeg om een boek dat Goethe bij zijn botanische studies had gebruikt. Reinhold Köhler wilde het dikke boek zoeken, dat zeker tientallen jaren ergens in de bibliotheek ongebruikt had gestaan. Het duurde lang eer hij terugkwam. Men ging eens kijken waar hij bleef. Hij was van de ladder gevallen die hij nodig had om het boek te pakken. Een breuk van het bovenbeen. Deze fijne, edele mens kon niet meer herstellen van de gevolgen van het ongeluk. Na een lang ziekbed overleed de alom vereerde man. Ik leed onder de smartelijke gedachte dat het ongeluk gebeurd was terwijl hij op zoek was naar een boek voor mij.

Bron: Rudolf Steiner – Mijn Levensweg (bladzijde 145) – Vertaling W.A.C. Labberté – 1981 Uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist

Duitstalig: GA 28 (bladzijde 214-215)

220px-Reinhold_Koehler

Reinhold Köhler (1831-1892)

Eerder geplaatst op 20 december 2020  (5 reacties)

Over leren lezen en schrijven (2 van 3)

Als men hier verder over nadenkt, dan ontwikkelen zich andere opvattingen zoals we op merkwaardige wijze kunnen ervaren. Iedereen die van Goethe wat weet, kan ook weten: Als men met wat een twaalfjarige jongen aan eisen op school gesteld worden naar Goethe kijkt en je afvraagt, heeft Goethe dit werkelijk zo gekund? – dan zal men zien dat hij dit niet eens kon op zestienjarige leeftijd, en toch werd hij Goethe.

Oostenrijk had een belangrijke dichter, Robert Hamerling. Natuurlijk had hij zich in zijn jeugd niet voorgenomen dichter te worden, dat deed zijn genialiteit (Duits: das machte sein Genie), maar hij wilde leraar op een middelbare school worden. Hij had het examen voor leraar afgelegd. In zijn getuigschrift staat dat hij een buitengewoon goede kennis van het Latijn en het Grieks had, dat hij echter niet in staat was de Duitse taal te hanteren en dat hij alleen voor het onderricht van de lagere klassen deugde. Maar hij werd de belangrijkste recente dichter in Oostenrijk. Hij heeft in de Duitse taal en niet in de Slowaakse taal geschreven.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 298 – Rudolf Steiner in der Waldorfschule / Vorträge und Ansprachen für die Kinder, Eltern und Lehrer in der Waldorfschule Stuttgart 1919-1924 – Stuttgart, 9 mei 1922 (bladzijde 129-130)

Robert_hamerling

Robert Hamerling (1830-1889)

Geplaatst bij Steiner citaten Nederlands 23 september 2019

Akashakroniek (2 van 2)

De ingewijde kan zo de hele geschiedenis van de mensheid lezen. Maar hij moet het eerst leren. Deze Akashabeelden spreken een verwarrende taal, omdat Akasha iets levends is. Maar men moet Caesars Akashabeeld niet verwisselen met Caesars individualiteit. Die kan mogelijk al weer gereïncarneerd zijn. Deze verwisseling gebeurt vooral gemakkelijk wanneer men door uiterlijke middelen toegang krijgt tot de Akashabeelden. Zo spelen ze vaak een rol bij spiritistische seances. De spiritist denkt een overleden persoon te zien, maar het is slechts zijn Akashabeeld.

Er kan bijvoorbeeld een Akashabeeld van Goethe verschijnen, hoe hij actief was in 1796; de onwetenden verwarren het met de individualiteit van Goethe. Dit is des te verwarrender omdat dit beeld leeft en antwoorden geeft op vragen, en niet alleen op vragen die al zijn gesteld, maar volledig nieuwe die niet zijn uitgesproken. Het zijn geen herhalingen, maar antwoorden zoals Goethe ze destijds zou kunnen hebben gegeven. Het is heel goed mogelijk dat dit Akashabeeld van Goethe zelfs een gedicht maakt in de stijl en zin van Goethe op dat moment. De Akashabeelden zijn echt levende verschijningen. Zo wonderbaarlijk zijn deze feiten, maar het zijn feiten.

Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor dem Tore der Theosophie – Stuttgart, 23 augustus 1906 (blz. 27-28)

KAUFFMANN-Angelica-Kauffmann-Portret-van-Johann-Wolfgang-von-Goethe

Johann Wofgang von Goethe (1749-1832)