Men kan niemand leren gezond te maken zonder tegelijkertijd te leren ziek te maken

Het fysieke is een gevolg van het voorafgaande geestelijke, en mensen hebben het onder bepaalde omstandigheden door kennis van de verbanden in de hand om het fysieke met zijn geestelijke oorsprong te verbinden. Wie bijvoorbeeld weet hoe een bepaalde ziekte verbonden is met bepaalde gewaarwordingen en gevoelens, weet dat hij door die gevoelens op te roepen ook de ziekte kan oproepen. De zwarte magiër kan deze kennis gebruiken om de menigte te vernietigen. Daarom kunnen de diepere esoterische waarheden niet zonder meer aan iedereen worden onderwezen, omdat ze onmiddellijk een scherpe verdeling in goed en kwaad zouden oproepen. Dit is het gevaarlijke van het verspreiden van de geesteswetenschap. Want men kan niemand leren gezond te maken zonder tegelijkertijd te leren ziek te maken.

Bron: Rudolf Steiner – GA 93a – Grundelemente der Esoterik – Berlijn, 3 november 1905 (blz. 236)

received_930175087994308

Tekening door Marcin Rutkowski

Een leger van kwaad tegenover de goede mensen  

Waarvan Socrates eens droomde, dat deugd te onderwijzen zou zijn, dat zal werkelijkheid worden. en het zal op aarde steeds meer mogelijk worden dat niet alleen ons intellect door onderricht wordt aangewakkerd, maar dat door dit onderricht ook morele impulsen zullen worden verbreid. Schopenhauer heeft gezegd: moraal preken is makkelijk, moraal opbouwen heel moeilijk.

Waarom is dat zo? Omdat je door te preken nog geen moraal werkelijk verbreidt. Mensen kunnen de juistheid van morele principes heel goed inzien en zich er toch niet aan houden. Voor veel mensen gelden de woorden van Christus: de geest is gewillig maar het vlees is zwak. Dat verandert door het morele vuur dat uitstroomt van deze Christus-gedaante. Daardoor zal het steeds meer zo zijn dat de mens de noodzaak van moraliteit en morele impulsen voor de aarde inziet. 

En daardoor transformeert de mens de aarde, hij zal steeds meer voelen dat het morele bij de aarde hoort. In de toekomst zullen alleen die mensen immoreel kunnen zijn die worden gesteund in hun immoraliteit, die door kwade demonen, door ahrimanische en asoerische machten bezeten worden en dat ook nastreven. Dat is de toekomstige situatie van de aarde: er zullen voldoende mensen zijn die steeds meer het morele onderwijzen en tegelijkertijd de moraliteit een basis geven; maar er zullen ook mensen zijn die zich uit eigen vrije wil overgeven aan boze machten en zij zullen een leger van kwaad vormen tegenover de goede mensen. Niemand zal daartoe gedwongen worden, het zal ieders vrije wil zijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das  esoterische  Christentum und  die geistige  Führung  der  Menschheit – Bazel, 1 oktober 1911 (bladzijde 96-97)

Overgenomen uit Rudolf Steiner – Het esoterische christendom (vertaald door Hylcke Brandts Buys) – bladzijde 158

9789060385319-920x960

Eerder  geplaatst op 24 oktober 2020  (29 reacties)

Wat is het kwaad?

Wat is het kwaad? Het is niets anders dan een misplaatst (Duits: unzeitgemäßes) goed. Om een ​​voorbeeld te noemen dat ik al verschillende keren heb aangehaald. Stel dat we te maken hebben met een uitstekende pianist en een uitstekende pianotechnicus, beide perfect in hun vak. De technicus moet eerst het instrument bouwen en dan aan de pianist overhandigen. Als de pianist een goede speler is, zal hij de piano op de juiste manier gebruiken, en dus zijn beide als het ware goed. Maar als de technicus in plaats van de speler de concertzaal in zou willen gaan om daar in het wilde weg wat op de toetsen te hameren, dan zou hij op de verkeerde plaats zijn. Het goede zou het slechte worden. Dus we zien dat het slechte niets anders is dan het goede op de verkeerde plaats.

Bron: Rudolf Steiner – GA 93 – Die  Tempellegende und  die  Goldene  Legende – Der Manichäismus – Berlijn, 11 november 1904 (blz. 71)

Hoe is de mens in feite gekomen tot wat we zijn vrijheid noemen, dat wil zeggen zijn mogelijkheid om te onderscheiden tussen goed en kwaad, om in vrijheid het goede of ook het kwade te doen? (2 – slot)  

Wat wij mensen vóór het midden van onze aarde-ontwikkeling niet bezaten, was de vrijheid van keuze tussen goed en kwaad. Bij de onderliggende natuurrijken kunnen we ook niet spreken van goed en kwaad. Het zou lachwekkend zijn om te spreken over de vraag of het mineraal zal kristalliseren of niet. Het kristalliseert zich, als de voorwaarden daartoe aanwezig zijn. Belachelijk zou het ook zijn om te vragen of de lelie zal bloeien of niet, of bij de leeuw te vragen of hij vrijwillig af wil zien van het eten en doden van andere wezens. 

Pas bij de mens en pas in ons ontwikkelingsstadium spreken we over wat we keuzevrijheid noemen. Een onderscheidingsvermogen tussen goed en kwaad schrijven we alleen aan de mens toe. En hoe nu de mens dit onderscheidingsvermogen verkreeg, dat wordt in de bijbel weergegeven in het grote symbool van de zondeval, in de daad van verleiding waar de duivel oftewel Lucifer aan Eva verschijnt en haar overhaalt om van de boom der kennis te eten. Daardoor is de keuzevrijheid voor de mensheid gekomen en daarmee heeft hij het tweede deel van zijn ontwikkelingsweg betreden. Net zomin als we bij het mineraal, bij de plant en bij het dier naar goed en kwaad kunnen vragen, net zomin kunnen we bij de mens vóór dit midden van de wereldontwikkeling naar vrijheid, naar goed en kwaad vragen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 93 – Die Tempellegende und die Goldene Legende/Aus den Inhalten der Esoterischen Schule – Berlijn, 5 juni 1905 (bladzijde 173-174)

Eerder geplaatst op 17 september 2017  (10 reacties)

bernhard-hoetger-portrait-rudolf-steiner

Rudolf Steiner door Bernhard Hoetger

Hoe is de mens in feite gekomen tot wat we zijn vrijheid noemen, dat wil zeggen zijn mogelijkheid om te onderscheiden tussen goed en kwaad, om in vrijheid het goede of ook het kwade te doen? (1 van 2)

Hoe is de mens in feite gekomen tot wat we zijn vrijheid noemen, dat wil zeggen zijn mogelijkheid om te onderscheiden tussen goed en kwaad, om in vrijheid het goede of ook het kwade te doen? U weet dat de mens een lange ontwikkelingsweg heeft doorgemaakt, voordat hij het stadium heeft bereikt waarop hij nu staat en dat we het midden van de ontwikkeling hebben overschreden. Ongeveer in het midden van het Atlantische aardetijdperk, dat aan ons aardetijdperk voorafging, ligt ook het midden van de gehele menselijke ontwikkeling. Nu hebben we dit midden reeds overschreden en daardoor zijn we de eerste missionarissen van de tweede helft, de eerste boodschappers van een opstijgende boog. Terwijl de mensheid tot in de Atlantische tijd in een dalende boog, in een soort neergaande ontwikkeling verkeerde, tot ze het diepste in het materiële leven verzonk, klimt ze nu weer omhoog naar spirituele ontwikkeling.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 93 – Die Tempellegende und die Goldene Legende/Aus den Inhalten der Esoterischen Schule – Berlijn, 5 juni 1905 (bladzijde 173)

Eerder geplaatst op 16 september 2017  (6 reacties)

1f4726c965ca3783155edba811b2cf5d