Hoe lang verblijven wij in het devachan?  

Niet voor alle mensen is de tijd gelijk, die ze in het devachan (hemelwereld, godenland) doorbrengen. De ongevormde wilde, die nog weinig van deze wereld ervaren heeft, die slechts weinig zijn geest en zijn zintuigen gebruikt heeft, zal slechts een kort verblijf in het devachan hebben. Het devachan is er in wezen voor om wat de mens in de materiële wereld heeft geleerd, uit te werken, vrij te ontplooien, het geschikt te maken voor nieuwe ervaringen. De mens die op een hogere trap van het bestaan staat, die rijke ervaringen opgedaan heeft, zal veel te verwerken hebben en daarom een lang verblijf in het devachan hebben. Pas later, als hij in deze toestanden kan schouwen (als ingewijde), worden de verblijven korter tot aan het punt waar het wezen direct na de dood naar een nieuwe belichaming kan gaan, omdat de mens dat wat in het devachan is uit te leven, al uitgeleefd heeft. […]

De tijd die de mens in de hemelwereld doorbrengt, kan men ongeveer vinden als men de aardse levensloop van de mens, dus de tijd tussen geboorte en dood, vermenigvuldigt met een getal, dat tussen de twintig en veertig ligt. Wie een lang leven heeft, heeft lange en belangrijke situaties in het devachan te doorlopen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 53 – Ursprung und Ziel des Menschen – Berlijn, 17 november 1904 (bladzijde 160-161 en 163)

 Eerder geplaatst op 31 december 2014

Devachan

Zo zien we dat in het devachan (toestand tussen aardse levens, geestelijke wereld, godenland, hemel) het leven zijn onbevredigende karakter in werkelijkheid geheel verliest. Juist ook zonder de egoïstische, aardse maatstaven van de mens kan hij het leven daar toch ervaren als iets dat hem vervult met een gevoel van oneindig geluk. Daar komt nog bij dat het bevrijd zijn van het fysieke lichaam, van de lagere wezensdelen waarin de mens hier op aarde als het ware gevangen zit, al een gevoel geeft van groot geluk. Alleen al dat deze aardse grenzen doorbroken zijn, dat je niet meer aan je fysieke lichaam bent gekluisterd, is een voortdurende bron van vreugde. Het devachan is daardoor een tijd  waarin de mens zich zo veelzijdig, zo vrij en onbekommerd in alle richtingen kan ontplooien als hij hier op aarde nog nooit heeft meegemaakt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 99 – De theosofie van de Rozenkruisers – München 29 mei 1907 (Vertaling Gerrit Zunneberg)

Dit citaat plaatste ik eerder op 27 mei 2011 en 18 oktober 2012.

Hoe lang verblijven wij in het devachan?

Niet voor alle mensen is de tijd gelijk, die zij in het devachan (hemelwereld, godenland) doorbrengen. De ongevormde wilde, die nog weinig van deze wereld ervaren heeft, die slechts weinig zijn geest en zijn zintuigen gebruikt heeft, zal slechts een kort verblijf in het devachan hebben. Het devachan is er in wezen voor om wat de mens in de materiële wereld heeft geleerd, uit te werken, vrij te ontplooien, het geschikt te maken voor nieuwe ervaringen. De mens die op een hogere trede van het bestaan staat, die rijke ervaringen opgedaan heeft, zal veel te verwerken hebben en daarom een lang verblijf in het devachan hebben. Pas later, als hij in deze toestanden kan schouwen (als ingewijde), worden de verblijven korter tot aan het punt waar het wezen direct na de dood naar een nieuwe belichaming kan gaan, omdat de mens dat wat in het devachan is uit te leven, al uitgeleefd heeft.

De tijd die de mens in de hemelwereld doorbrengt, kan men ongeveer vinden als men de aardse levensloop van de mens, dus de tijd tussen geboorte en dood, vermenigvuldigt met een getal, dat tussen de twintig en veertig ligt. Wie een lang leven heeft, heeft lange en belangrijke situaties in het devachan te doorlopen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 53 – Ursprung und Ziel des Menschen – Berlijn 17 november 1904 (bladzijde 160-161 en 163)

 

Hoe lang is het verblijf in het devachan?

De tijd die mensen in het devachan (Geisterland, woonplaats der goden)  verblijven is niet voor iedereen gelijk. De onontwikkelde inboorling die nog weinig van deze wereld heeft ervaren, die slechts weinig zijn geest en zijn gevoel heeft gebruikt, zal een kort verblijf in het devachan hebben. Het devachan is immers in wezen ervoor om wat een mens in de aardse wereld geleerd heeft, uit te werken, vrij te ontplooien, het geschikt te maken voor een nieuw leven. De mens die op een hogere trap van het bestaan staat, die rijke ervaringen heeft verzameld, die zal veel te verwerken hebben en daarom een langer verblijf in het devachan hebben. Pas later, als hij in deze toestand kan zien (hineinschauen), zullen de verblijftijden weer korter zijn tot het punt, waar het wezen meteen na de dood weer naar een nieuwe belichaming kan overgaan, omdat de mens datgene wat hij in het devachan heeft te beleven, al uitgeleefd heeft.

Bron: Rudolf Steiner – GA 53 – Berlijn 17 november 1904 (bladzijde 160-161)

De Eeuwige Jachtvelden

Zo zien we dat in het devachan (toestand tussen aardse levens, godenland, hemelwereld, De Eeuwige Jachtvelden. R.v.D.) het leven zijn onbevredigende karakter in werkelijkheid geheel verliest. Juist ook zonder de egoïstische, aardse maatstaven van de mens kan hij het leven daar toch ervaren als iets dat hem vervult met een gevoel van oneindig geluk. Daar komt nog bij dat het bevrijd zijn van het fysieke lichaam, van de lagere wezensdelen waarin de mens hier op aarde als het ware gevangen zit, al een gevoel geeft van groot geluk. Alleen al dat deze aardse grenzen doorbroken zijn, dat je niet meer aan je fysieke lichaam bent gekluisterd, is een voortdurende bron van vreugde. Het devachan is daardoor een tijd  waarin de mens zich zo veelzijdig, zo vrij en onbekommerd in alle richtingen kan ontplooien als hij hier op aarde nog nooit heeft meegemaakt.

Bron: Rudolf Steiner – De theosofie van de Rozenkruisers – München 29 mei 1907