Een ziener ziet de gewaarwordingen van een ander als een uiterlijke werkelijkheid

De mens ervaart dan (bij ontwikkeld bovenzintuiglijk waarnemingsvermogen R.v.D.) niet slechts de indrukken van de wereld der materie en het leven, maar hij aanschouwt de gewaarwordingen. Voor iemand met een dergelijk ontwikkeld vermogen is de wereld der gewaarwordingen van een ander als een uiterlijke werkelijkheid aanwezig. Daarbij moet men onderscheid maken tussen het beleven van de eigen wereld der gewaarwordingen en het aanschouwen van die wereld van een ander. In zijn eigen wereld zien kan natuurlijk iedereen; de gewaarwordingswereld van een ander zien kan slechts een ziener, iemand dus met een geopend geestesoog. Is men dat niet, dan kent de mens de wereld der gewaarwordingen slechts als de verborgen belevingen van zijn eigen ziel; met geopend geestesoog wordt voor de waarneming van buitenaf zichtbaar wat anders beperkt blijft tot het innerlijk van het andere wezen.

Ter voorkoming van misverstand wordt er hier uitdrukkelijk op gewezen, dat de ziener zelf niet ongeveer hetzelfde beleeft als het andere wezen innerlijk ervaart van zijn gewaarwordingswereld. Deze beleeft zijn gewaarwordingen  van binnen uit; de ziener neemt een openbaring waar, een uiting van de wereld der gewaarwordingen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 9 – THEOSOPHIE – Einführung in  übersinnliche  Welterkenntnis und  Menschenbestimmung (blz. 17)

Uit de vijfde druk van THEOSOFIE (blz. 39-40). Vertaling H.G.J. de Leeuw

528x840