De doden werken in op ons leven

We zijn alleen van de zogenaamde doden gescheiden doordat we niet met het gewone bewustzijn in staat zijn waar te nemen hoe de krachten van de doden, het leven van de doden, de acties van de doden in ons eigen leven inwerken (Duits: hereinspielen). Want deze krachten, deze daden van de doden, dringen voortdurend door in ons gevoelsleven en in ons wilsleven. We leven dus met de doden. En het is wel belangrijk om zich in onze tijd duidelijk te maken hoe spirituele wetenschap de taak heeft om dit bewustzijn van de verbondenheid (Duits: des Zusammengehörens) met de dode zielen te ontwikkelen.

De voortgaande aardse evolutie zal niet heilzaam kunnen verlopen, zonder dat de mensheid dit levendige gevoel van het samenzijn met de doden ontwikkelt. Want het leven van de doden speelt langs veelvoudige omwegen in op het leven van de zogenaamde levenden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 179 – Geschichtliche Notwendigkeit und Freiheit/ Schicksalseinwirkungen aus der Welt der Toten – Dornach, 10 december 1917 (bladzijde 55)

Eerder geplaatst op 24 maart 2018

12

Invloed van melancholische leraar

Wanneer de leraar zich overgeeft aan zijn melancholische temperament, wanneer hij met zijn melancholische temperament teveel met zichzelf bezig is, zodat, je zou willen zeggen, de verbinding met geest en ziel van het kind voortdurend verbroken dreigt te worden, de verbinding met het gevoelsleven verkilt, dan is de invloed van de melancholische leraar op het kind eigenlijk zo, dat het kind zijn gevoelsbelevingen voor zich houdt en in plaats van deze te kunnen uiten, in zichzelf laat verzinken.

Daardoor wordt het zich laten gaan door de leraar met het melancholische temperament voor het latere leven van een kind, dat een melancholische leraar tegenover zich had staan zo, dat adem en bloedsomloop onregelmatig worden. Degene die nu als leraar niet alleen de kinderperiode voor de pedagogiek in ogenschouw neemt, of als arts, wanneer de mens een bepaalde ziekte heeft, niet alleen die leeftijd bekijkt waarmee hij nu te maken krijgt, maar samenhangend het hele mensenleven kan overzien, zal de oorsprong van vele hartkwalen die in het veertigste, vijfenveertigste levensjaar optreden, moeten zoeken in heel die sfeer die door de melancholische leraar die zich laat gaan in het individuele opvoeden en lesgeven teweeg gebracht wordt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 308 – Die Methodik des Lehrens und die Lebensbedingungen des Erziehens – Stuttgart, 8 april 1924 (bladzijde 18)

Nederlandstalige bron: Rudolf Steiner – De wordende Mens – vertaling: Pieter H.A. Witvliet – Uitgeverij Pentagon

Eerder geplaatst op 30 september 2017  (14 reacties)

508x840

We moeten niet geloven dat, als we het intellect ontwikkelen, we ook het geestelijke in de mens ontwikkelen

Het intellect is vooralsnog het meest geestelijke in ons; als we het echter eenzijdig ontwikkelen, gevoel en wil niet met hem, dan ontwikkelen we altijd de neiging naar materialistisch denken. Hoewel het intellect in onszelf het meest geestelijke is gedurende het fysieke aardeleven, heeft dit intellect in ons de drang naar het materialisme. We moeten namelijk niet geloven dat, als we het intellect ontwikkelen, we ook het geestelijke in de mens ontwikkelen. Hoe tegenstrijdig het ook klinkt, toch is het waar: we ontwikkelen in de mens alleen het vermogen om het materiële te begrijpen doordat we zijn intellect ontwikkelen. 

Pas doordat we op smaakvolle, esthetische wijze zijn gemoed, zijn gevoelsleven ontwikkelen, pas daardoor wijzen we het intellect van de mens op het geestelijke. En pas doordat we wilsopvoeding bedrijven, zelfs als deze wilsopvoeding wordt gedaan door uiterlijke handvaardigheid, leggen we in de mens de basis voor het richten van het verstand op de geest. Als zo weinig mensen tegenwoordig de neiging hebben het intellect op de geest te richten, dan berust dit op het feit dat de wil zo verkeerd geschoold werd tijdens de kinderjaren.

Waardoor leren we echter als leraar de wil op de juiste manier op te voeden? Ik heb daar onlangs al opmerkzaam op gemaakt: We leren het doordat we het kind vóór alles actief laten zijn in de kunst; dat we zo mogelijk vroeg muziek, tekeningen, schilderijen het kind niet alleen laten aanhoren en aanschouwen, maar voor zover het mogelijk is, laten meedoen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 297 – Idee und Praxis der Waldorfschule – Stuttgart, 31 augustus 1919 (bladzijde 60)

Eerder geplaatst op 5 september 2015 (3 reacties)

Drie citaten over het leren van verschillende talen

Voor de ontwikkeling van het denken moeten we de talen leren spreken van de huidige cultuurvolkeren waarmee wij samenleven.

Bron: Rudolf Steiner – GA 192 – Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und pädagogischer Fragen (bladzijde 93)

Door het leren van verschillende talen wordt de mens universeler.

Bron: Rudolf Steiner – GA 306 – Die pädagogische Praxis (bladzijde 39)

Met het talenonderwijs doen we het in de vrijeschool zo dat we echt voor de kleinsten al twee niet-Duitse talen geven vanaf het tijdstip dat ze in de basisschool komen. ( ) Het komt er in hoofdzaak op neer dat we hierdoor niet alleen hun blikveld verruimen, maar dat de rijkdom van het gevoelsleven door het geven van dit taalonderwijs wezenlijk vergroot wordt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 306 – Die pädagogische Praxis (bladzijde 169) (GA 306 staat niet in RS Archive)

Deze drie citaten trof ik op de WordPress website van Pieter H. Witvliet. 

VRIJE SCHOOL – PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE ACHTERGRONDEN

Eerder geplaatst op 3 september 2015  (1 reactie)

De doden werken in op ons leven

We zijn alleen van de zogenaamde doden gescheiden doordat we niet met het gewone bewustzijn in staat zijn waar te nemen hoe de krachten van de doden, het leven van de doden, de acties van de doden in ons eigen leven inwerken (Duits: hereinspielen). Want deze krachten, deze daden van de doden, dringen voortdurend door in ons gevoelsleven en in ons wilsleven. We leven dus met de doden. En het is wel belangrijk om zich in onze tijd duidelijk te maken hoe spirituele wetenschap de taak heeft om dit bewustzijn van de verbondenheid (Duits: des Zusammengehörens) met de dode zielen te ontwikkelen.

De voortgaande aardse evolutie zal niet heilzaam kunnen verlopen, zonder dat de mensheid dit levendige gevoel van het samenzijn met de doden ontwikkelt. Want het leven van de doden speelt langs veelvoudige omwegen in op het leven van de zogenaamde levenden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 179 – Geschichtliche Notwendigkeit und Freiheit/ Schicksalseinwirkungen aus der Welt der Toten – Dornach, 10 december 1917 (bladzijde 55)