Sympathie voor het goede

De mens wordt innerlijk in moreel opzicht lam geslagen wanneer hij te vroeg abstracte morele begrippen krijgt in de trant van: ‘dat moet niet! dat mag je wel, dat niet!’ Het kind moet aan de leraar en opvoeder die hem leidt, ervaren wat goed en wat verkeerd is. Dan moet er wel de verbindende schakel zijn zodat de invloed van de leerkracht op het kind zo moet werken dat dit het goede fijn vindt, er sympathie voor heeft en het verkeerde verafschuwt. Voor de moraliteit moeten we niet zo te werk gaan dat we het morele gebieden en het niet-morele verbieden – let hier goed op, geachte aanwezigen, deze nuance is belangrijk, maar dat we bij het kind tussen de tandenwisseling en de puberteit in het gevoel, niet in de wilsimpulsen, de beleving van het goede en kwade ontwikkelen. We moeten het goede innerlijk fijn vinden. We moeten liefde, sympathie voor het goede ontwikkelen voor we het als een verplichting voor de wil ontwikkelen. Wat voor de wil moreel moet zijn, moet eerst door de ziel ontstaan, door wat het gevoel aan sympathie en antipathie voor het morele beleeft. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 304a – Anthroposophische Menschenkunde und Pädagogik – Den Haag, 19 november 1923 (blz. 139-140) (staat niet in RSArchive)

Vertaling: Pieter Witvliet. Voor meer van zijn vertaling van GA 304a zie: VRIJESCHOOL – PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE ACHTERGRONDEN

589f52dc-2524-41ed-af01-c5853ea69f63

Gevoel en verstand

Iemand, die materialistisch denkt, gelooft zo gauw dat men alleen met abstracte begrippen in de dingen kan doordringen; het kost hem de grootste moeite om tot het inzicht te komen, dat de andere krachten van de ziel minstens evenzo nodig zijn voor het begrijpen van de dingen als het verstand. Het is niet alleen maar beeldspraak, wanneer gezegd wordt, dat men evengoed met het gevoel, het gemoed, het hart, kan begrijpen als met het verstand. Verstandelijk begrip vormt slechts één middel om de dingen van deze wereld te begrijpen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – Die Erziehung des Kindes vom Gesichtspunkte der Geisteswissenschaft (blz. 334)

Vertaling: W.F. Veltman – De opvoeding van het kind in het licht der antroposofie 

486x840

Eerder geplaatst op 23 februari 2018

Iedere gedachte, ieder gevoel is een realiteit

Iedere gedachte, ieder gevoel is een realiteit, en wanneer ik denk dat iemand een slecht mens is of ik bemin hem niet, dan is dat voor wie in de astrale wereld kan schouwen, als een pijl, als een bliksem die zich als een geweerkogel naar de ander beweegt en hem beschadigt. Ieder gevoel, iedere gedachte is een wezen, een vorm in de astrale wereld en voor wie in deze wereld kan kijken is het dikwijls veel erger om te zien hoe iemand een slechte gedachte over een ander koestert dan wanneer iemand die ander fysiek schaadt.

Bron: Rudolf steiner – GA 95 –  VOR DEM TORE DER THEOSOPHIE –  Stuttgart, 23 augustus 1906 (blz. 23)

a4618542165899.Y3JvcCwxNDEzLDExMDYsMTgxLDQ1MA

Eerder geplaatst op 25 oktober 2012  (15 reacties)

Dit gevoel dat de mens slechts een mechanisme is, voert de aardse cultuur naar de ondergang     

We moeten geheel onze opvoeding doordringen met het gevoel: de wordende mens staat voor ons, maar hij is de voortzetting van wat zich heeft afgespeeld in de bovenzinnelijke wereld, voordat de mens is geboren of verwekt. […]

En alleen als dat gevoel ons werkelijk doordringt, kunnen we werkelijk onderwijzen. Want gelooft u niet dat dit gevoel onvruchtbaar is! De mens is zo georganiseerd dat hij, met een juist georiënteerd gevoel, zichzelf richtinggevende krachten geeft vanuit deze gevoelens. 

Als u dit gevoel niet verwerft, dat elke mens als een kosmisch raadsel doet aanzien, dan zult u alleen maar het gevoel kunnen krijgen dat u elke mens als een mechanisme beschouwt, en in de vorming van dit gevoel dat de mens slechts een mechanisme is, zou gewoonweg de ondergang van de aardse cultuur liggen. Daarentegen kan de opkomst van de aardse cultuur alleen worden gezocht in de doordringing van onze opvoedingsimpulsen met het gevoel van de kosmische betekenis van de gehele mens.

Bron: Rudolf Steiner – GA 294 – Erziehungskunst/Methodisch-Didaktisches – Stuttgart, 22 augustus 1919 (bladzijde 33-34)

2nd_rudolf_steiner-1

Eerder geplaatst op 3 augustus 2019  (9 reacties)

Wat met het gevoel samenhangt, keert op de een of andere manier terug

Wat met het gevoel samenhangt, keert op de een of andere manier terug. Door wat ik al dikwijls als een soort representant van deze dingen heb aangevoerd, kunt u dit misschien met uw gedachten benaderen.

Als we een kind leren bidden, dat wil zeggen gevoelsmatig daarbij een stemming van eerbied leren ontwikkelen, dan treedt ook dit weer een keer te voorschijn. Weliswaar keert het pas later, na zeer lange tijd weer terug, soms ook bij tussenpozen, maar het werkt verder en keert eens weer terug. Na lange tijd treedt het bidden weer op in de mogelijkheid van de ziel om te kunnen zegenen. Daarom zeg ik dikwijls: Geen enkel bejaard mens zal effectief in stilte kunnen zegenen, zonder als kind het bidden te hebben geleerd. Het bidden wordt gemetamorfoseerd tot zegenen. Zo werkt in het leven de terugkeer van gevoelsinhouden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 194 – Die Sendung Michaels – Dornach, 6 december 1919 (bladzijde 130)

Vertaling: W.A.C. Labberté, overgenomen uit het boek Rudolf Steiner – Michaël (bladzijde 119) – Uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist

Eerder geplaatst op 10 juli 2018  (6 reacties)

biddend-kind-19901455