Vreugde en geluk is geen verdienste, maar een genade

Vreugde en geluk worden ons geschonken als een genade. De mens die in zijn karma vreugde en plezier opvat als wilden de goden hem onderscheiden en hem verheffen boven alle anderen, die zal het tegenovergestelde bereiken. We mogen het in geen geval zo opvatten alsof het ons toebedeeld zou worden met de bedoeling om ons als bevoorrecht boven anderen te houden. We moeten het zo opvatten dat de vreugden aan ons toebedeeld worden als een aanleiding om het als een genade van goddelijk-geestelijke wezens te voelen.

Dus dit gevoel in onszelf dat het een genade is, dat betekent een stap voorwaarts, het andere zou ons wezenlijk terugwerpen in onze ontwikkeling. De mens moet niet geloven dat hij tot lust en vreugde kan komen door bijzondere voorrechten van zijn karma, maar hij moet bedenken dat hij slechts daartoe kan komen doordat hij geen verdiensten heeft.

We moeten vooral juist dan werken van barmhartigheid doen, wat we dan beter kunnen doen dan wanneer we leed en pijn ondergaan. De aanwijzing dat we ons de genade waardig zouden moeten maken, dat is het wat ons vooruit brengt. De mening van vele mensen dat degene die van vreugde vervuld en rijk is dat zou hebben verdiend, is dus niet gerechtvaardigd; dat moet juist vermeden worden. Ik verzoek u dit als een aanduiding te nemen, waardoor een misverstand vermeden kan worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Wenen, 9 februari 1912 (bladzijde 260-261)

Eerder geplaatst op 25 december 2016

Vreugde hebben we niet verdiend, maar is een geschenk en genade van goddelijke machten – 2 (slot)

[…] Dit betekent echter niet een soort preek tegen plezier, niet de oproep dat we ons aan zelfpijnigingen moeten overgeven, ons misschien met gloeiende tangen moeten knijpen en dergelijke. Dat moet het niet zijn. Als men een zaak op de juiste wijze erkent, betekent dat niet dat men ervoor vluchten moet.

[…] Maar we moeten de stemming ontwikkelen dat we het als genade ervaren, en hoe meer, hoe beter, want des te meer duiken we in het goddelijke. Dus niet om ascese te preken, maar om de juiste stemming tegenover lust en vreugde te wekken, zijn deze woorden gezegd.

[…] En in feite zijn zelfpijnigingen van asceten, monniken en nonnen een voortdurend opstaan tegen de goden. Het past ons dat we de smarten als iets voelen dat ons door ons karma toekomt, en dat we de vreugde als genade voelen, die het goddelijke zich tot ons verwaardigen (Duits: herablassen) kan. Als teken hoe dichter God ons naar zich toegetrokken heeft, zal lust en vreugde ons zijn, en als teken hoe ver we verwijderd zijn van wat we als verstandige mensen bereiken moeten, zal pijn en verdriet ons zijn.

Dit is de basisstemming tegenover karma, en zonder deze basisstemming kunnen we in het leven niet vooruitkomen. We moeten voelen aan wat de wereld ons als het goede en mooie laat toekomen, dat achter deze wereld de machten staan, waarvan in de Bijbel gezegd is: en zij zagen dat het mooi en goed was, de wereld. – In zoverre we echter pijn en smart ondervinden kunnen, moeten we erkennen dat wat de mens in de loop van incarnaties uit de wereld, die aanvankelijk goed was, gemaakt heeft en wat hij verbeteren moet, doordat hij zich tot het energiek verdragen van deze smarten opvoedt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Wenen, 8 februari 1912 (bladzijde 250-251)

Eerder geplaatst op 1 september 2016

Vreugde hebben we niet verdiend, maar is een geschenk en genade van goddelijke machten – (1 van 2)  

Terwijl we door onze pijn en lijden naar ons zelf komen (zu uns selber kommen), ons zelf volkomener maken, ontwikkelen we door onze lust en vreugde – echter alleen als we ze als genade beschouwen – het gevoel dat men alleen noemen kan een gevoel van gelukzalig rusten in de goddelijke machten en krachten van de wereld. En daarom is de enig gerechtvaardigde stemming tegenover plezier en vreugde alleen dankbaarheid. En niemand gaat op de juiste wijze om (Duits: komt zurecht mit) met lust en vreugde, die in eenzame uren van zelfkennis lust en vreugde toeschrijft aan zijn karma.

Schrijft hij het aan zijn karma toe, dan geeft hij zich over aan een vergissing, die het geestelijke in ons verzwakt, verlamt. Iedere gedachte dat een lust, een vreugde verdiend zou zijn, verzwakt en verlamt ons. Dat lijkt hard te zijn, want menigeen zou wel graag willen, als hij zich zijn smarten toeschrijft als zelf gewild en hem toekomend door zijn individualiteit, dat hij ook de eigen heer zou zijn over zijn lust en vreugde.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Wenen, 8 februari 1912 (bladzijde 250)

Eerder geplaatst op 31 augustus 2016  (1 reactie)

Vreugde en geluk is geen verdienste, maar een genade

Vreugde en geluk worden ons geschonken als een genade. De mens die in zijn karma vreugde en plezier opvat als wilden de goden hem onderscheiden en hem verheffen boven alle anderen, die zal het tegenovergestelde bereiken. We mogen het in geen geval zo opvatten alsof het ons toebedeeld zou worden met de bedoeling om ons als bevoorrecht boven anderen te houden. We moeten het zo opvatten dat de vreugden aan ons toebedeeld worden als een aanleiding om het als een genade van goddelijk-geestelijke wezens te voelen.

Dus dit gevoel in onszelf dat het een genade is, dat betekent een stap voorwaarts, het andere zou ons wezenlijk terugwerpen in onze ontwikkeling. De mens moet niet geloven dat hij tot lust en vreugde kan komen door bijzondere voorrechten van zijn karma, maar hij moet bedenken dat hij slechts daartoe kan komen doordat hij geen verdiensten heeft.

We moeten vooral juist dan werken van barmhartigheid doen, wat we dan beter kunnen doen dan wanneer we leed en pijn ondergaan. De aanwijzing dat we ons de genade waardig zouden moeten maken, dat is het wat ons vooruit brengt. De mening van vele mensen dat degene die van vreugde vervuld en rijk is, dat zou hebben verdiend, is dus niet gerechtvaardigd; dat moet juist vermeden worden. Ik verzoek u dit als een aanduiding te nemen, waardoor een misverstand vermeden kan worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Wenen, 9 februari 1912 (bladzijde 260-261)

Vreugde hebben we niet verdiend, maar is een geschenk en genade van goddelijke machten – 2 (slot)

[…] Dit betekent echter niet een soort preek tegen plezier, niet de oproep dat we ons aan zelfpijnigingen moeten overgeven, ons misschien met gloeiende tangen moeten knijpen en dergelijke. Dat moet het niet zijn. Als men een zaak op de juiste wijze erkent, betekent dat niet dat men ervoor vluchten moet. […]

Maar we moeten de stemming ontwikkelen, dat we het als genade ervaren, en hoe meer, hoe beter, want des te meer duiken wij in het goddelijke. Dus niet om ascese te preken, maar om de juiste stemming tegenover lust en vreugde te wekken, zijn deze woorden gezegd. […]

En in feite zijn zelfpijnigingen van asceten, monniken en nonnen een voortdurend opstaan tegen de goden. Het past ons dat we de smarten als iets voelen, dat ons door ons karma toekomt, en dat we de vreugde als genade voelen, die het goddelijke zich tot ons verwaardigen (Duits: herablassen) kan. Als teken hoe dichter God ons naar zich toegetrokken heeft, zal lust en vreugde ons zijn, en als teken hoe ver we verwijderd zijn van wat we als verstandige mensen bereiken moeten, zal pijn en verdriet ons zijn.

Dit is de basisstemming tegenover karma, en zonder deze basisstemming kunnen we in het leven niet vooruitkomen. We moeten voelen aan wat de wereld ons als het goede en mooie laat toekomen, dat achter deze wereld de machten staan, waarvan in de Bijbel gezegd is: en zij zagen dat het mooi en goed was, de wereld. – In zoverre we echter pijn en smart ondervinden kunnen, moeten we erkennen dat, wat de mens in de loop van incarnaties uit de wereld, die aanvankelijk goed was, gemaakt heeft en wat hij verbeteren moet, doordat hij zich tot het energiek verdragen van deze smarten opvoedt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Wenen, 8 februari 1912 (bladzijde 250-251)

Eerder geplaatst op 18 juli 2014