Vegetarisme kan ook schadelijk zijn

Stel een mens is kort geleden overgegaan op vegetarisme. Dan verloopt bij deze nieuwe vegetariër het proces in het onderlichaam op een zeer specifieke wijze. Bepaalde krachten veranderen van materiële in geestelijke. Worden ze echter niet gebruikt, dan werken ze nadelig en kunnen zelfs de hersenactiviteit beïnvloeden. 

Wie niet anders actief is als bijvoorbeeld een bankier of een gewone kamergeleerde, kan zich daarbij grote schade berokkenen, als hij niet spirituele ideeën opneemt door de krachten, die door zijn vegetarische levenswijze opgeslagen (Duits: aufgespart) worden. 

Daarom moet de vegetariër ook tegelijk tot een spiritueel leven overgaan, anders zou hij beter vleeseter kunnen blijven, zijn geheugen zou aan stoornissen kunnen lijden, bepaalde gedeelten van de hersenen zouden beschadigd kunnen worden enzovoort. Het is niet genoeg om zich met vruchten te voeden, opdat voor iemand de hoogste gebieden van het geestelijke leven ontsloten zouden worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 96 – Ursprungsimpulse der Geisteswissenschaft – Berlijn, 22 oktober 1906 (bladzijde 174-175)

groentes

Eerder geplaatst op 21 april 2017  (7 reacties)

Als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan (1 van 2)

Er was in de geschiedenis van de mensheid een tijd waarin wijn nog onbekend was. Ten tijde van de Veda’s kende men de wijn nauwelijks. Nu, zolang de mensen geen alcoholische dranken gebruikten, was de voorstelling van voorgaande bestaansstadia en van herhaalde aardelevens overal verbreid, en niemand twijfelde daaraan. Sinds de mensheid begon met wijn te drinken, verduisterde het idee van reïncarnatie zeer snel en verdween uiteindelijk uit het algemene bewustzijn.

Dit idee werd alleen behouden door de ingewijden, die zich van wijngenot onthielden. Want de alcohol heeft op het menselijk organisme een speciale werking, in het bijzonder op het etherlichaam waarin het geheugen zijn zetel heeft. De alcohol versluiert het geheugen, verduistert het in zijn innerlijke diepten. De wijn schenkt vergetelheid, zegt men. Daarbij gaat het niet om een oppervlakkig, kortstondig vergeten, maar om een diep en blijvend vergeten, om een verduistering van de herinneringskracht in het etherlichaam. Daardoor verloren de mensen, toen ze begonnen wijn te drinken, gaandeweg hun oorspronkelijk gevoel voor de wedergeboorte.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 94 – Kosmogonie – Parijs, 31 mei 1906 (bladzijde 50-51)

Italiaanse-wijnen-1024x534

Eerder geplaatst op 22 februari 2017  (5 reacties)

Over geheugenverbetering

Alleen door op het gewoonteleven van de mens, op zijn gewoonten te werken vormt u de wil en daarmee het herinneringsvermogen. Met andere woorden: u moet nu doorzien waarom alles wat bij een kind een intensieve interesse wekt, er ook toe bijdraagt zijn geheugen daadwerkelijk te versterken. Want het geheugen moet men versterken vanuit het gevoel en de wil en niet door bijvoorbeeld pure intellectuele geheugentraining.

Bron: Rudolf Steiner – GA 293 – Allgemeine Menschenkunde als Grundlage der Pädagogik – Stuttgart, 29 augustus 1919 (bladzijde 122)

Eerder geplaatst op 29 juni 2016  (1 reactie)

Over opvoeding, geheugen en gezondheid – (2 van 2)

We moeten ons de mogelijkheid verschaffen innerlijk geestelijk-psychisch de toegang tot het mensenwezen te krijgen. Dan ervaart men bijvoorbeeld dat men bij kinderen, ongeveer rondom het negende, tiende jaar te veel een beroep op het geheugen, het herinneringsvermogen kan doen of ook te weinig. Alle drukte die men erover maakt dat men het geheugen niet overbelasten moet, kan er ook toe voeren, te weinig een beroep te doen op het geheugen. 

Stel we houden zo rondom het negende, tiende kinderjaar het geheugen te veel bezig, we belasten het geheugen te veel in de opvoeding, in het onderwijs. De echte gevolgen blijken pas dan, als de mens dertig, veertig jaar oud is geworden of misschien nog later. Dan wordt de mens lijder aan reuma of aan diabetes. Juist als we het geheugen in de verkeerde tijd, zo ongeveer tussen het negende en tiende jaar overbelast hebben, toont zich deze overbelasting van het geheugen in de kinderleeftijd later in een overmatige afzetting van verkeerde stofwisselingsproducten. Deze samenhang door het hele aardeleven zien de mensen gewoonlijk niet.

Als we daarentegen het geheugen te weinig in beslag nemen, als we dus niet genoeg de herinnering van het kind laten werken, dan roepen we voor de latere leeftijd de neiging op om heel gemakkelijk ontstekingen op te lopen van allerlei soort. Om in te zien hoe op de ene leeftijd de lichamelijke toestanden gevolgen zijn van de psychisch-geestelijke toestanden op een andere leeftijd, dat is wat van belang is, wat we weten moeten.

Bron: Rudolf Steiner – GA 226 – Menschenwesen, Menschenschicksal und Welt-Entwickelung – Kristiania, 21 mei 1923 (bladzijde 110-111)

Eerder geplaatst op 27 juni 2016

Over opvoeding, geheugen en gezondheid (1 van 2)

Onder invloed van de materialistische tijdgeest heeft steeds meer en meer de tendens de overhand genomen om wat men met de kinderen in de school moet doen naar het lichaam te richten. Men doet tegenwoordig experimenten over het geheugen, ja zelfs over de wil en over het denken. Ik bestrijd daartegen niets, want voor de wetenschap is het zeer interessant, maar zich daarnaar pedagogisch te willen richten, is iets verschrikkelijks, want het bewijst immers dat we de mens in zijn eigen wezen geheel vreemd zijn geworden, als we uiterlijke experimenten moeten doen, om toegang te krijgen tot het kind, bijvoorbeeld.

Als we innerlijk met het kind verbonden zijn, hoeven we toch niet uiterlijke experimenten te doen. Maar nogmaals wil ik benadrukken dat ik mij niet tegen de experimentele psychologie keer, waarvan ik de betekenis geheel erkennen wil als interessant voor de wetenschap. Maar als basis voor de pedagogie bewijst experimentele psychologie daardoor alleen hoe mensenvreemd we geworden zijn, als we uiterlijk aan de mens experimenteren, om innerlijk wat van hem te weten, als we helemaal geen innerlijke toegang meer tot hem hebben.

 Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 226 – Menschenwesen, Menschenschicksal und Welt-Entwickelung – Kristiania, 21 mei 1923 (bladzijde 110)

Eerder geplaatst op 26 juni 2016 (2 reacties)