Een helderziende is met geesteswezens even vertrouwd als een ander met zijn hond of kat

Zoals een gedachte in de mens leeft, is zij slechts een schaduwbeeld, een schim van haar werkelijke wezen. Zoals de schaduw op een wand zich verhoudt tot het voorwerp zelf dat deze schaduw werpt, zo verhoudt zich de gedachte welke in het menselijk hoofd opkomt, tot het wezen in de geesteswereld dat aan deze gedachte beantwoordt.

Als nu iemands geesteszintuig tot ontwikkeling is gekomen, dan neemt hij dit gedachtenwezen even reëel waar als hij met zijn fysieke ogen een tafel of stoel waarneemt. Hij verkeert in een omgeving van gedachtenwezens.

Het zintuiglijk oog neemt een leeuw waar, en het op het zintuiglijke gerichte denken ervaart de gedachte aan een leeuw slechts als een schim, als een schaduwachtig beeld. Het geestesoog evenwel ziet in de geesteswereld de leeuw als gedachte even werkelijk als het stoffelijk oog de fysieke leeuw. Zoals voor iemand die blind geboren is, na de operatie welke hem het gezichtsvermogen deed verkrijgen zijn omgeving plotseling met nieuwe eigenschappen van kleur en licht verrijkt schijnt, zo komt het iemand die zijn geestesoog leert gebruiken voor, alsof hij omgeven is door een nieuwe wereld, een wereld van levende gedachten of geestelijke wezens.

Wanneer iemand die slechts vertrouwt op zijn uiterlijke zintuigen, deze wereld van geestelijke wezens loochent en beweert dat die wezens niet meer dan abstracties zijn, welke door het vergelijkende verstand worden gevormd aan de hand van hetgeen met de zintuigen wordt waargenomen, dan is zulks begrijpelijk omdat juist zo iemand niet in staat is om iets van deze hogere wereld waar te nemen. Hij kent de gedachtenwereld slecht in haar schimachtige abstractheid. Hij weet niet  dat iemand wiens geestesoog geopend is, met die geesteswezens even vertrouwd is als hijzelf met zijn hond of kat, noch dat deze wereld een veel intensievere werkelijkheid bezit dan de zintuiglijk-fysieke wereld.

Bron: Rudolf Steiner – GA 9 – Theosophie – Die drei Welten – III. Das Geisterland

Overgenomen uit de Nederlandse vertaling door H.G.J. de Leeuw (bladzijde 114-115)

Eerder geplaatst op 27 maart 2011 

Antroposofie niet onwetenschappelijk

Dat de antroposofische wereldbeschouwing een iets ander wereldbeeld brengt dan het natuurwetenschappelijk onderzoek, betekent niet dat het daarom onwetenschappelijk moet zijn. Er liggen echter andere ervaringen –het ontwaakt zijn op geestelijk gebied – aan ten grondslag. Zoals u in een kamer, die donker is, zich tastend moet voortbewegen en tastend waarnemen, en zoals een heel andere indruk ontstaat, wanneer de donkere kamer verlicht wordt, zo verschijnt voor de geesteszoeker, voor wie de ogen geopend zijn, alles nieuw, in nieuwe activiteit, in een ander licht. Niet onwetenschappelijk is deze onderzoeker daarom geworden, omdat zijn ervaring zich verrijkt heeft. De logica van de antroposofen is even zeker als de logica van de natuuronderzoekers. Alleen beweegt deze logica zich op een ander gebied. Het is een merkwaardige onwetendheid, als men de wetenschap van ons onderzoek afwijzen wil, voordat men ze beproefd heeft. Wij denken op dezelfde manier op het geestelijke gebied, zoals de natuurkundige onderzoeker op het fysieke gebied denkt; dat harmoniseert de antroposofische onderzoeksmethode en de natuurkundige.

Bron: Rudolf Steiner: GA 52 – Spirituelle Seelenlehre und Weltbetrachtung – Berlijn 6 oktober 1904 (bladzijde 394)