Niet enkel wat ogen zien en handen pakken kunnen is werkelijkheid

Het komt er op aan de geest te vinden binnen de werkelijkheid, welke de mensen omringt. Niet de werkelijkheid is geestloos, maar de mens die de geest niet vinden kan. Zoals men de elektriciteit, het licht en andere natuurkrachten niet buiten de wereld zoekt, net zomin doet men dit bij de ware antroposofische gezindheid met de geestelijke krachten. Goed begrepen is antroposofie de erkenning van zulke spirituele krachten en wetten binnen de wereld. Niet enkel wat ogen zien en handen pakken kunnen is een kracht in de wereld, maar ook wat slechts voor de ogen van de ziel toegankelijk is en wat geen instrument, wel echter de macht van de geest kan beheersen en in werkelijkheid kan omzetten, als deze daar kennis van heeft.

De techniek is erop gebaseerd dat de mens de zintuiglijk waarneembare krachten aan zijn inzicht onderwerpt; en de antroposofie kan tot een geestelijke techniek leiden die de hogere krachten in dienst van de mensheid stelt. Vanuit dit gezichtspunt zal de antroposofische gezindheid niet tot wereldvreemdheid, maar tot een actieve rol in het leven, ja tot de edelste, begripvolste praktijk leiden. Want haar toneel is niet een werkplaats waar materiële producten worden geleverd, maar het leven zelf zoals het zich tussen mens en mens afspeelt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 034 – GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis» (bladzijde 170)

1c3b6915-3d97-469e-8135-de5d970150aa

Eerder geplaatst op 5 september 2018

Met zulke dingen kan een verlicht mens zich niet inlaten

Dat iemand in onze tijd in staat zou kunnen zijn om vanuit zekere gefundeerde kennis iets te zeggen over een geestelijke oorsprong van de wereld, over geestelijk werkzame krachten in de wereldontwikkeling, over de mogelijkheid dat de wereldontwikkeling weer in een geestelijke vorm van bestaan terugkeert, nadat ze haar fysiek-zintuiglijke fase heeft doorgemaakt, dat wordt – als het bijvoorbeeld in mijn Geheimwissenschaft in gedetailleerde concrete beschrijvingen naar voren komt -, min of meer zo aangezien, dat men met iemand die zoiets beweert, als verlicht mens niet meer veel te maken wil hebben. 

Want men denkt dan immers: Als iemand zich ermee inlaat om over zulke dingen in detail wat te zeggen, dan is hij in feite er niet ver vanaf om zijn verstand te verliezen; in ieder geval kan men zich niet compromitteren door zich met de discussie over dergelijke details in te laten.

Bron: Rudolf Steiner – GA 83 – Westliche und östliche Weltgegensätzlichkeit / Wege zu ihrer Verständigung durch Anthroposophie – Wenen, 5 juni 1922 (bladzijde 135-136)

Eerder geplaatst op 20 december 2017  (6 reacties)

9783727464607-de

Erfelijke aanleg

Wat wordt er tegenwoordig een onzin uitgekraamd over het binnen een bepaald kader zeker terechte woord ‘erfelijke aanleg’. Men beroept zich op erfelijke aanleg overal daar waar in een mens het een of ander optreedt en men kan aantonen dat dat ook voorkomt in de eigenschappen van voorouders. En aangezien men niets weet over geestelijke krachten, die uit de vroegere incarnatie stammen en die in mensen werkzaam zijn, daarom meent men, dat deze overgeërfde aanlegfactoren een overweldigende kracht bezitten. Zou men weten, dat iets geestelijks uit de voorafgaande incarnatie stamt, dan zou men zeggen: mooi, wij geloven met enige zekerheid in de overgeërfde aanleg, maar we weten ook, wat aan innerlijke centrale krachten in de ziel uit een hieraan voorafgaand leven stamt. Indien men die versterkt en krachtiger maakt, dan wint dat de overhand over het materiële, dat wil zeggen over de overgeërfde aanleg. – Zo iemand, die in staat is zich tot kennis van het geestelijke op te werken, zou verder zeggen: ‘De overgeërfde aanleg mag dan nog zo sterk werkzaam zijn, ik wil het geestelijke in mijzelf voedsel geven. Daardoor zal ik deze overgeërfde aanleg overwinnen’.

Bron: Rudolf Steiner – GA 112 – DAS JOHANNES-EVANGELIUM – Kassel, 30 juni 1909 (bladzijde 126-127)

Vertaling: Frans Wuijts

Eerder geplaatst op 18 augustus 2012 

Het vegetarisme zou nooit zo algemeen aangeprezen moeten worden, zoals het vaak in de wereld gebeurt

De vegetarische voeding die slechts uit fysieke en etherische bestanddelen bestaat, ondersteunt het scheppen van grote, omvattende beelden en geeft daardoor meer inzicht, die de zaken beter laat overzien, zonder te veel te overdenken en af te wegen. Er wordt ook door de vegetarische voeding de zuivere zonnesubstantie in ons opgenomen. De grotere inspanning welke nodig is om de plantaardige voeding te verteren, put niet de krachten uit, maar roept integendeel geestelijke krachten op, zoals het immers altijd is: hoe meer men zich voor een goede zaak afslooft, hoe meer kracht men verkrijgt.

De vegetarische voeding is uitstekend voor artsen en juristen, die daardoor veel eerder hun patiënten respectievelijk de zaken van hun cliënten kunnen doorzien, maar zij is niet het juiste voor bankiers, industriëlen, technici, handelslieden, kortom voor alles wat met rekenwerk in verband staat. Men verliest daardoor namelijk het fysieke combinatievermogen. Daarom zou het vegetarisme nooit zo algemeen aangeprezen moeten worden, zoals het vaak in de wereld gebeurt. Ook is het mogelijk dat men door erfelijkheid een lichamelijk organisme heeft gekregen, dat het vegetarisme helemaal niet verdragen kan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 266a – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden – Stuttgart, 13 augustus 1908 (bladzijde 416)

Eerder geplaatst op 29 januari 2016

Het geloof dat de wereld door denken is ontstaan en zich nog voortdurend daardoor in stand houdt, dat eerst maakt het vruchtbare eigenlijke denken mogelijk

Men kan nooit de juiste innerlijke verhouding tot het denken krijgen, als men gelooft, dat het denken zich alleen binnen de mens, in zijn hoofd of in zijn ziel afspeelt. Wie dat meent, wordt misleid en zal voortdurend ervan afgehouden worden om te zoeken naar een juiste wijze van denken, om de nodige eisen aan zijn denken te stellen.

Wie het juiste standpunt ten opzichte van het denken wil vinden, stelle zich het volgende voor de geest: wanneer ik mij gedachten kan vormen over dingen, wanneer ik door gedachten de dingen doorgronden kan, dan moeten in de dingen eerst gedachten aanwezig zijn. De dingen moeten volgens gedachten opgebouwd zijn. Dan alleen kan ik ook gedachten uit de dingen tevoorschijn halen.

Men moet zich voorstellen, dat het met alle dingen buiten ons in de wereld zo gesteld is als met een klok. De vergelijking van het menselijk organisme met een uurwerk wordt dikwijls gebruikt; maar daarbij wordt meestal het belangrijkste vergeten, namelijk dat er ook een klokkenmaker bestaat, die het uurwerk in elkaar gezet heeft. De klokkenmaker mag men niet vergeten. Door gedachten is het uurwerk ontstaan, de gedachten zijn als het ware in het uurwerk, in het voorwerp uitgevloeid.

Ook alles wat in de natuur voorkomt, de natuurprocessen, moet men zich zo voorstellen. Bij de resultaten van menselijke arbeid springt dat gemakkelijk in het oog. In de natuur daarentegen is dat niet zo gauw te herkennen en toch zijn ook daar geestelijke krachten werkzaam, staan geestelijke wezens op de achtergrond. Wanneer de mens over de dingen nadenkt, dan denkt hij slechts over datgene wat er tevoren ingelegd is. Het geloof dat de wereld door denken is ontstaan en zich nog voortdurend daardoor in stand houdt, dat eerst maakt het vruchtbare eigenlijke denken mogelijk.

Bron: Rudolf Steiner – GA 108 – PRAKTISCHE AUSBILDUNG DES DENKENS Karlsruhe, 18 januari 1909 (bladzijde 259-260)

Vertaling P. Henny-van Suchtelen

Eerder geplaatst op 24 juni 2013