De incarnatie van Ahriman (2 van 3)

Het zou ongetwijfeld het meest in het voordeel voor Ahriman zijn als hij erin slaagde ervoor te zorgen dat verreweg het grootste aantal mensen geen idee zou hebben van wat eigenlijk tot het meest gunstige voor hun bestaan zou kunnen leiden; als verreweg het grootste aantal mensen zo leeft dat deze voorbereidingen voor de incarnatie van Ahriman worden beschouwd als iets progressiefs en goeds voor de menselijke evolutie.

Als Ahriman In zekere zin een slapende mensheid zou kunnen binnensluipen, dan zou dit voor hem zeer aangenaam zijn. Daarom moeten dergelijke gebeurtenissen waarin Ahriman werkt voor zijn toekomstige incarnatie opgemerkt worden.

Eén van die feiten in de ontwikkeling waarin de impuls van Ahriman duidelijk kan worden gemerkt, is de verspreiding van het geloof onder de mensheid dat door de mechanisch-wiskundige conceptie van het universum, zoals van Galileo, Copernicus enzovoort, werkelijk zou zijn te begrijpen wat zich afspeelt in de kosmos.

Daarom moet het zo strikt worden benadrukt door de antroposofisch georiënteerde geesteswetenschap dat men naar geest en ziel in de kosmos moet zoeken, niet alleen datgene waarnaar het Galileoïsme en het Copernicanisme op zoek zijn als wiskunde, mechanica, alsof de wereld een grote machine zou zijn.

Het zou een verleiding door Ahriman zijn als de mensen hierbij zouden blijven staan; met het berekenen van alleen de omlooptijd van de sterren, en alleen astrofysica bestuderen om achter de materiële samenstellingen van de hemellichamen te komen, waar mensen tegenwoordig zo trots op zijn.

Maar het zou een slechte zaak zijn als dit galileoïsme, dit copernicanisme niet zou worden gecompenseerd met wat men kan weten over de ziel van de kosmos, over de geest van de kosmos. Dit is wat Ahriman vooral wil vermijden ten gunste van zijn incarnatie op aarde.

Hij wil de mensen als het ware zo sterk in verdoving houden dat ze alleen de wiskundige aspecten van astronomie begrijpen. Daarom verleidt hij veel mensen om hun afkeer van de kennis van de geest en de ziel van het universum te laten gelden. Maar dat is slechts één van de verleidende krachten die Ahriman als het ware in de ziel van mensen giet.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 191 – Soziales  Verständnis aus geisteswissen- schaftlicher  Erkenntnis – Dornach, 1 november 1919 (blz. 199-200)

51i0iFJL5ZL._SX317_BO1,204,203,200_

We moeten onze ontwikkeling zelf in de hand nemen, als we niet dwaas willen blijven

We moeten zogezegd onze ontwikkeling sinds de vijftiende eeuw zelf in de hand nemen, als we niet dwaas willen blijven. […] Dat is in feite toch de ware oorzaak ook voor de sociale schade, die zich sinds het midden van de vijftiende eeuw in Europa heeft voorgedaan: dit ideaal van de Europese, materialistische mensheid om de eigen ziels- en geestesontwikkeling niet in de hand te nemen, maar zo te blijven als men geboren is, en hoe men zich ontwikkelt met zo veel mogelijk uitsluiting van elke ontwikkeling van geest en ziel.

Bron: Rudolf Steiner – GA 192 – Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und pädagogischer Fragen – Stuttgart, 20 juli 1919 (bladijde 312)

Eerder geplaatst op 3 juni 2016 

Nationaliteitsprincipe

Een uiterlijke, in het sociale denken optredend gevolg van het materialisme: het langzamerhand in de loop van de 19de eeuw opkomend nationaliteitsprincipe, dit pochen op de nationaliteit, dit uitsluitend leven willen in de nationaliteit. Dat is de oppositie tegen geest en ziel, want het geestelijk-psychische bekommert zich niet om de nationaliteit. De zielen die tegenwoordig in Europa leven, zijn in veel gevallen vroeger in Amerika geweest; de zielen die tegenwoordig voornamelijk in Japanse lichamen leven, die zouden in het geheel niet wat de ziel betreft op hun voorouders moeten wijzen, maar op de tijd van de volksverhuizingen in Europa. Ja, de Amerikanen zouden niet zo trots hoeven te zijn op hun voorouders, hun bloedverwante voorouders in Europa, maar zouden erop moeten wijzen, hoe ze geleefd hebben ten tijde van het mysterie van Golgotha in Azië en daar een nog niet doorchristende cultuur hebben meegemaakt, zodat zij het ook zijn die het christendom door uiterlijke traditie en uiterlijke opvoeding aannemen. Ook van deze kant is er nog een scherpe oppositie tegen het geestelijk-bovenzinnelijk opvatten van de wereld.

Bron: Rudolf Steiner – GA 202 – DER MENSCH IN SEINEM ZUSAMMENHANG MIT DEM KOSMOS – Dornach 14 december 1920 (bladzijde 154)