Spirituele ervaringen zonder gezond verstand zijn eigenlijk waardeloos (3 – slot)

Op het moment dat onwaarachtigheid zich doet gelden, smelten de bovenzinnelijke ervaringen weg, dan komen de mensen niet tot een begrip van de bovenzinnelijke ervaringen. Dat willen de mensen altijd maar niet geloven. Het is echter toch zo. De eerste eis om überhaupt met de bovenzinnelijke wereld om te gaan, is dat men de pijnlijkste waarachtigheid met betrekking tot de zintuiglijke ervaringen aanwendt. Wie het met de zintuiglijke ervaringen niet zo nauwkeurig neemt, die kan nooit tot een juiste opvatting van de bovenzinnelijke wereld komen.

Men kan nog zo veel horen over de bovenzinnelijke wereld, het blijven lege woorden (Duits: leeres Wortgeschelle), als niet de pijnlijkste nauwgezetheid aanwezig is in het formuleren van wat hier in de fysieke wereld voorvalt. Wie echter de mensheid tegenwoordig beziet, hoe zij omgaat met de zintuiglijke waarheid, die zal natuurlijk tot een allertreurigst beeld komen.

Want eigenlijk gaat het er de meeste mensen vandaag de dag helemaal niet om, het een of ander wat ze beleefd hebben, zo te formuleren dat de formulering een weergave is van wat ze meegemaakt hebben, maar het gaat er voor de mensen om de dingen zo te formuleren als ze ze hebben willen, zoals het voor hun gemakkelijk is, en de mensen weten helemaal niet hoe de impulsen aanwezig zijn om in de ene of de andere richting af te dwalen van een getrouwe formulering van het fysieke ervaren.

Bron: Rudolf Steiner – GA 196 – Geistige und soziale Wandlungen in der Menschheitsentwickelung – Dornach, 18 januari 1920 (bladzijde 92-93)

Het is vandaag de dag een grote zonde als iemand beweert iets anders te weten dan wat zijn persoonlijke mening is

Ik was onlangs bij het Volkenbondcongres in Bern, waar over van alles gesproken werd, waarover het nu onnodig is te spreken, omdat het toch tot niets leidt, en waarover van alles niet werd gesproken, wat tegenwoordig het meest nodig is. Maar dat wil ik niet eens als het belangrijkste noemen. Als de hoofdzaak wil ik noemen een bepaalde wijze van formuleren, die bij bijna elke spreker aan de dag kwam. In minstens iedere derde zin hoort men bij deze sprekers het woord ‘ik’: Ik ben van mening-, ik bedoel-, mij lijkt het dat dit of dat nodig is-, ik hou van dit of dat-, dat kunt u in bijna elke zin horen. En de mensen worden zowat woest, als men niet instemt met deze toon! Spreekt men meer vanuit de objectiviteit, stelt men zijn zinnen zo op, dat men de innerlijke, objectieve inhoud in het oog houdt, en niet zijn persoonlijke mening geeft, niet datgene geeft wat men het liefste heeft, dan zeggen ze dat men autoritair en aanmatigend spreekt. Natuurlijk is het de grootste aanmatiging als iemand in elke derde zin het woord ‘ik’ in de mond neemt. Maar de mensen hebben verleerd deze aanmatiging te voelen. Ze vinden het knapper als iemand altijd vanuit zichzelf spreekt, en ze vinden het hoogst onbescheiden en arrogant, als iemand probeert vanuit de objectiviteit te spreken. Ze hebben dan het duistere gevoel: hij beweert iets anders te weten dan wat zijn persoonlijke mening is. En het is vandaag de dag een grote zonde als iemand beweert iets anders te weten dan wat zijn persoonlijke mening is!

Bron: Rudolf Steiner – GA 190 – Vergangenheits- und Zukunftsimpulse im sozialen Geschehen – Dornach, 14 april 1919 (bladzijde 203-204)