De boer van tegenwoordig denkt meer dan de Griekse filosoof

Iets komisch maar tegelijk iets groots ligt in wat Hebbel, de toneelschrijver, in zijn notitieboek schreef: Laten we aannemen, dat Plato zou worden wedergeboren; dan zou hij een gymnasiast worden en moest Plato in de Griekse taal lezen, en de gymnasiumleraar is vreselijk ontevreden, omdat hij Plato niet begrijpt, zodat de leraar hem een pak op zijn donder geeft. – Daar wilde Hebbel een drama over schrijven. Nu, dat is aan de ene kant echt grappig, maar aan de andere kant heel begrijpelijk. Want het is waar dat een gymnasiumleraar van tegenwoordig veel meer denkt dan zelfs de grote Plato in zijn tijd. Men kijkt alleen op een bepaalde manier tegenwoordig kortzichtig naar de wereld. De boer van tegenwoordig denkt meer dan de Griekse filosoof ooit heeft gedacht.

Daarentegen was het waarnemingsvermogen toentertijd veel meer ontwikkeld. De waarneming was toen hetzelfde als wat nu bij ons het denken is. Tegenwoordig wordt immers het waarnemen helemaal niet meer geleerd, alleen door degenen die een scholing doormaken. Het is volstrekt mogelijk dat iemand in wat hij in een laboratoriumopleiding leert, ver komt, en toch daarbuiten zeer onervaren is, de tarwe niet van de rogge onderscheiden kan. Zodat we kunnen zeggen dat de mensen tegenwoordig veel denkvermogen hebben, maar in de tijd van toen in het waarnemen werden geschoold. Daarom kunnen we twee tijdperken onderscheiden: een tijdperk van waarnemingen en een tijdperk van gedachten.

Bron: Rudolf Steiner – GA 143 – Erfahrungen des Übersinnlichen/Die drei Wege der Seele zu Christus – Winterthur, 14 januari 1912 (bladzijde 38)

Eerder geplaatst op 21 oktober 2014

De mensen hebben over het algemeen groot vertrouwen in hun eigen inzichten

De mensen hebben over het algemeen groot vertrouwen in hun eigen inzichten. Zo heeft zelfs eens een filosoof de uitspraak gedaan: ‘Geef mij materie en ik vorm daaruit een heelal!’ Dat zei Kant. Het is maar goed, dat men hem geen materie heeft gegeven, want hij zou er iets afschuwelijks van hebben gemaakt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 231 – Der übersinnliche Mensch anthroposophisch erfaßt – Den Haag, 17 november 1923 (bladzijde 101)

Vertaling door M. Macintosh, overgenomen uit Rudolf Steiner – Tussen dood en nieuwe geboorte – 1979 Uitgeverij Vrij Geestesleven Zeist (bladzijde 99)

Eerder geplaatst op 19 januari 2017

Knapper dan Plato

Wij antroposofen zijn toch niet zo dat we zoals andere mensen ervan spreken dat we het “zo heerlijk ver gebracht hebben”. Luister maar eens naar een hedendaagse arts die geheel en al op het tegenwoordige standpunt staat, of hoor eens een hedendaagse filosoof en zo meer, ze zeggen: We hoeven helemaal niet zo ver terug te gaan, dan treffen we mensen die eigenlijk helemaal niets waren; een man als Paracelsus was eigenlijk een idioot, en een gymnasiumleraar van vandaag de dag is knapper dan Plato.

Dat is een filosofie die al door Hebbel bedacht (Duits: durchgehechelt) is. Als idee voor een drama vindt men in zijn dagboek opgetekend het idee dat een gymnasiumleraar de wedergeboren Plato als leerling in zijn klas heeft. Dat wilde Hebbel als dramatisch figuur beschrijven en aantonen hoe de schoolmeester de wedergeboren Plato voor zich heeft, die absoluut niets begrijpen kan van wat de leraar over Plato zegt. Dat wilde Hebbel in een drama beschrijven. Het is echt jammer dat hij dit idee niet in een drama heeft uitgevoerd, want het is werkelijk een erg mooi idee.

Bron: Rudolf Steiner – GA 157 – Menschenschicksale und Völkerschicksale – Berlijn, 22 juni 1915 (bladzijde 284-285)

Men zou eigenlijk niet over het leven moeten nadenken, als men niet echt praktisch in het leven staat

Men moet tegelijk in de bovenzinnelijke werelden leven kunnen en tegelijk zich weer terug kunnen verplaatsen, zodat men vast op zijn beide benen kan staan. Daarom moet ik, als ik zulke dingen over de bovenzinnelijke werelden uiteenzet, benadrukken dat voor mij bij een goede filosoof, nog meer dan de logica, hoort dat men weet hoe een schoen of een rok genaaid wordt, dat men werkelijk praktisch in het leven staat. Men zou eigenlijk niet over het leven moeten nadenken, als men niet echt praktisch in het leven staat. Dat is echter in nog hogere mate het geval voor degenen die bovenzinnelijke inzichten zoeken.

Bron: Rudolf Steiner – GA 305 –Die geistig-seelischen Grundkräfte der Erziehungskunst – Oxford, 20 augustus 1922 (bladzijde 86)

Eerder geplaatst op 20 februari 2014

P.S. Ik heb nogal wat bedenkingen bij dit citaat. Want er staat in feite: Men kan maar beter niet nadenken,vooral niet over bovenzinnelijke inzichten, als men niet weet hoe een schoen of een rok genaaid wordt. Nu, ik weet niet hoe een schoen of een rok genaaid wordt. Niet dat het me totaal niet interesseert, maar ik heb helemaal geen zin om mij daar in te verdiepen. Nu moet ik dan zeker ook maar mijn Steiner-overdenkingen er bij neer gooien?

Praktische levensbeschouwing

Als men een levenspraktische levensbeschouwing (als de antroposofie) in zich opneemt, dan wordt men daardoor niet een van de wereld afgekeerde theoreticus, maar een bekwaam mens. Nu wil ik niet beweren dat allen die zich in de antroposofische beweging bevinden, alle idealen in deze richting vervullen. Dat is niet het geval. Ik ken nog altijd mannen in de antroposofische vereniging die niet in staat zijn, als bij hun een broeksknoop afscheurt, vergeeft u de harde uitdrukking, hem ook zelfstandig naar alle regels der kunst weer aan te naaien. Men is natuurlijk geen volledig mens, als men dat niet kan. En bovenal, de gezindheid ontbreekt nog dikwijls, die zich uitspreekt met de woorden: Men kan geen filosoof zijn als men niet in staat is, als het nodig is, zich ook zelf de laarzen te lappen. – Het is natuurlijk wat extreem uitgedrukt, maar het zegt dat wat u wel zult begrijpen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 303 – Die gesunde Entwickelung des Menschenwesens -Eine Einführung in die anthroposophische Pädagogik und Didaktik – Dornach, 30 december 1921 (bladzijde 144-145)

P.S. In eerste instantie dacht ik: wat is dit nu voor geklets? Want het is nogal wat om te zeggen dat iemand niet een volledig mens is als hij geen knopen kan aannaaien. Maar ik denk dat men deze uitspraken niet te letterlijk moet nemen. Steiner bedoelt volgens mij dat men door de antroposofie of filosofie een praktisch, realistisch mens moet worden en niet een wereldvreemde theoreticus. De goede boom kent men aan zijn vruchten, dat bedoelt hij volgens mij ongeveer.