Denk niet te veel

De eerste grondregel voor het bestuderen van de mens is dat men niet te veel moet nadenken. Dat zal u vreemd voorkomen, maar u zult zo dadelijk wel begrijpen wat ik bedoel. Door nadenken wordt een mens natuurlijk niet zo bijzonder verstandig. Als hij zo loopt te broeien over wat hij gadegeslagen heeft, dan komt er in de regel niet veel verstandigs te voorschijn.

Als men dus de dingen van de wereld wil leren kennen, moet men niet teveel van het nadenken verwachten; dat is niet zo belangrijk. Als de feiten ertoe nopen, moet men nadenken, maar men moet het niet als hoofddoel beschouwen om na het waarnemen van iets daarover te gaan lopen broeien om er achter te komen hoe de zaak zit. Men moet andere dingen bekijken, ze met elkaar vergelijken en een samenhang zoeken. Hoe meer men naar de samenhang zoekt, des te meer wordt men gewaar bijvoorbeeld van de natuur. Al degenen die over natuur hebben lopen nadenken, hebben in de grond niets meer gevonden dan ze al wisten.

Als iemand materialist is dan praat hij ook over de natuur materialistisch, omdat hij het al is. Hij ontdekt niets nieuws. Als iemand idealistisch over de natuur praat, doet hij dat omdat hij tòch al idealist is. Men kan altijd ondervinden dat de mensen door nadenken alleen maar dat vinden, wat ze van te voren al wisten. Op de juiste wijze denken ontstaat pas als men zich eenvoudig door de feiten ertoe laat brengen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 348 – Über Gesundheit und Krankheit – Dornach, 10 januari 1923 (bladzijde 237)

Vertaling A. Goedheer-De Keizer, overgenomen uit Gezondheid en ziekte 

denker-34604148

Eerder geplaatst op 15 maart 2018

Onwaarachtigheid / Feiten

We zouden de gehele vreselijke veldtocht van onwaarachtigheid, die de afgelopen vijf jaar door de wereld is gegaan, als de ultieme consequentie van iets wat zich al lang heeft voorbereid, niet hebben hoeven meemaken als de mensen geleerd hadden zich in de nodige mate naar de taal van de feiten te richten, en niet naar de taal van de emoties, waarbij de nationalisten de vreselijkste opstokers van dergelijke emoties zijn.

Aan de ene kant is het vandaag de dag beslist noodzakelijk dat we ons in ons denken ook leren te voegen naar wat niet in ons zelf ligt. En aan de andere kant ligt de afkeer van de mensen van deze waarachtigheid, die in de feiten haar richtsnoer zoekt. Alleen diegene kan in kennis van de hogere werelden opklimmen, die zich strikt schoolt aan de externe feitenwereld. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 197 – Gegensätze in der Menschheitsentwickelung / West und Ost, Materialismus und Mystik, Wissen und Glauben – Stuttgart, 5 maart 1920 (bladzijde 18-19)

Eerder geplaatst op 10 juni 2018

02888682z

Op goed geloof

Bedenk eens hoe vaak men tegenwoordig hoort – ik heb dit herhaaldelijk gezegd, sinds vele jaren genoemd -, als de een of ander weer eens gelogen heeft, duimendik (Duits: tüchtig knüppeldick) gelogen heeft: ‘Maar hij heeft het geloofd, wat hij gezegd heeft, hij heeft het naar beste weten en te goeder trouw (Duits: aus bestem Wissen und Gewissen) gezegd.’ – Ja, dat verandert net zomin iets aan de objectieve feiten als het iets verandert als u naar beste weten en te goeder trouw uw vinger in een vlammend vuur steekt; dan zal geen voorzienigheid u helpen, dat u uw vinger niet verbrandt, als u hem ook naar beste weten en te goeder trouw in het vuur steekt.

Net zomin helpt in een grotere samenhang – en het zou ook treurig zijn als het anders was – het zich beroepen op het ‘naar beste weten en te goeder trouw’. De mens heeft niet de vrijheid om naar beste weten en te goeder trouw de onwaarheid te zeggen, maar de mens heeft de verplichting zich erom te bekommeren, dat het waar is wat hij zegt. […]

Er is in feite geen verlokkerender en  verleidelijker gezegde dan dit ‘op goed geloof’. Want dit ‘op goed geloof’ is het gemakzuchtige bed voor de uitermate trage mensheid, die niet de verplichting voelt, als ze iets beweert, zich er eerst van te vergewissen of het waar is of niet, of iets met de feiten overeenstemt of niet.

Bron: Rudolf Steiner – GA 205 – Menschenwerden, Weltenseele und Weltengeist – Dornach, 17 juli 1921 (bladzijde 238-239)

Eerder geplaatst op 14 augustus 2017  (4 reacties)

Portrait_von_Rudolf_Steiner_1892_von_Otto_Fröhlich_in_Weimar_gemalt

Dit is het wat een oneindige verwarring en oneindige chaos aanricht

De mogelijkheid om concreet te spreken over de verhouding van het geestelijke tot het fysiek-zintuiglijke heeft de mensheid zich geheel afgewend. De mensheid zou tegenwoordig graag alles – als ik de triviale uitdrukking gebruiken mag – over één kam scheren. De mensheid zou het liefst theorieën uitvinden volgens welke men de mensen over de gehele wereld op gelijke wijze gelukkig maken kan. De socialist van tegenwoordig denkt dat bepaalde ideeën de juiste zijn voor het mensenleven, de juiste zijn voor Engeland, voor Amerika, voor Rusland, voor Azië; als alle hun staten zo inrichten, als het socialisme het wil, dan komt vanzelfsprekend het geluk dat de mens van tegenwoordig zich op aarde in zijn dromen voorstelt. Zo denkt de mens.

Dit alles zijn abstracties, het zijn allemaal onwerkelijke begrippen en ideeën; niet weten dat zich op het ene gebied op aarde vanuit een bepaald volk zich het ene voorbereid, op een ander gebied op aarde het andere voorbereid, niet de mogelijkheid hebben om het grote verschil tussen het Westen en het Oosten te begrijpen: dat is het wat een oneindige verwarring en oneindige chaos aanrichten moet. Want alleen wanneer de mens de mogelijkheid heeft om een brug te slaan van zijn ziel naar de objectieve feiten kan hij op een gunstige manier meewerken aan de vormgeving van het bestaan op aarde.

Bron: Rudolf Steiner – GA 178 – Individuelle Geistwesen und ihr Wirken in der Seele des Menschen – Zürich, 13 November 1917 (bladzijde 104)

Eerder geplaatst op 13 maart 2017 (3 reacties)

Ik heb er altijd naar gestreefd alleen de feiten te laten spreken

U weet uit mijn voordrachten dat ik niet graag mijn meningen naar voren breng. De persoonlijke meningen van een individu hebben in principe eigenlijk weinig waarde. Ik heb er altijd naar gestreefd, ook op het gebied van de geesteswetenschap, louter de feiten voor zichzelf te laten spreken. Daarom wil ik ook nu geen theorieën die geworteld zijn in meningen naar voren brengen, maar de feiten laten spreken.

281bc30c73819b518f66a37c51189e60

Bron: Rudolf Steiner –  GA 125 – Wege und Ziele des geistigen Menschen – München, 26 augustus 1910 (bladzijde 71)

Zie ook: Meningen zijn onbelangrijk

Eerder geplaatst op 10 november 2014  (3 reacties)