Men weet zeer goed, juist dan, wanneer men begint iets van de geestelijke wereld te weten, hoe weinig men eigenlijk weet. Het valt niet te vrezen dat de geestelijke kenners bijzonder hoogmoedig worden. Degenen die over de geestelijke wereld in frasen spreken, die over de geest praten, zonder dat ze er iets van weten, die over de geest praten in louter filosofische beschouwingen, die kunnen hoogmoedig worden. Maar degenen die in de geestelijke werelden doordringen, die weten tevens hoe klein ze zijn als mensen tegenover deze geestelijke wereld, en ze weten waarlijk dat ze noch hoogmoedig noch eigenwijs zullen worden.
Bron: Rudolf Steiner – GA 329 – Die Befreiung des Menschenwesens als Grundlage für eine soziale Neugestaltung – Bern, 6 november 1919 (bladzijde 278-279)
Eerder geplaatst op 18 juni 2016 (12 reacties)