Eerbied / Inzicht / Gezondheid

Het valt de mens aanvankelijk niet gemakkelijk te geloven dat gevoelens als eerbied, achting enzovoort iets te maken hebben met zijn inzicht. Dat komt doordat men geneigd is dit inzicht als een op zichzelf staand vermogen te beschouwen, dat in geen enkel verband staat met wat zich verder in de ziel afspeelt. Maar daarbij bedenkt men niet dat het de ziel is die zich inzicht verwerft. En voor de ziel zijn gevoelens wat voor het lichaam de stoffen zijn die het tot voedsel dienen. Wanneer men het lichaam stenen geeft in plaats van brood, dan sterven de lichamelijke vermogens af. Zo is het ook met de ziel. Voor haar zijn eerbied, achting, devotie voedingsstoffen die haar gezond en sterk maken; die met name haar vermogen tot inzicht sterken. Minachting, antipathie, miskenning leiden tot verlamming en afsterven van dat vermogen. 

– Voor de beoefenaar van de geesteswetenschap is dit af te lezen aan de aura. Een ziel die zich gevoelens van eerbied, van devotie eigen maakt, brengt een verandering in haar aura teweeg. Bepaalde, geelrood of bruinrood te noemen geestelijke kleurschakeringen verdwijnen; blauwrode kleuren nemen hun plaats in. Maar daardoor opent zich het kenvermogen; het leert feiten in de omgeving kennen waar het vroeger geen besef van had. De eerbied wekt een sympathische kracht in de ziel, en deze maakt dat eigenschappen van de ons omringende wezens door ons worden aangetrokken die anders verborgen blijven.

Bron: Rudolf Steiner – De weg tot inzicht in hogere werelden (blz. 25-26)

Vertaald door Marijke Buursink. Met toelichtingen van Leo de la Houssaye en Roel Munniks.

Rudolf Steiner / Werken en voordrachten onder redactie van Frans van Bussel, Michel Gastkemper en Roel Munniks

Duitstalig: GA 10 (blz. 25)

530x840

 

Bewondering, achting en eerbied

Wie een geestelijke scholingsweg wil gaan, moet zichzelf met alle kracht tot een stemming van devotie opvoeden. Hij moet overal in zijn omgeving en in zijn ervaringen zoeken naar wat zijn bewondering en eerbied kan afdwingen. Als ik in de omgang met iemand zijn zwakheden afkeur, dan beroof ik mij van een kracht tot hoger inzicht; probeer ik mij liefdevol in zijn sterke kanten te verdiepen, dan vergaar ik die kracht. Wie naar geestelijke kennis streeft moet deze richtlijn voortdurend voor ogen houden. Ervaren geestesonderzoekers weten wat voor kracht zij eruit putten dat ze bij alle dingen steeds weer kijken naar het goede en hun kritisch oordeel terughouden. Dit mag echter geen uiterlijke leefregel blijven. Het moet bezit nemen van het diepst van onze ziel. De mens heeft het in eigen hand een vollediger mens te worden, zich mettertijd volkomen te veranderen. Maar deze verandering moet zich voltrekken in zijn binnenste, in zijn gedachteleven. Het is niet genoeg wanneer ik uiterlijk in mijn gedrag achting toon voor een ander wezen. Ik moet deze achting in mijn gedachten hebben. De geestelijke scholing moet ermee beginnen dat de devotie in het gedachteleven wordt opgenomen. De leerling moet letten op die gedachten in zijn bewustzijn die getuigen van gebrek aan eerbied, van negatieve kritiek. En hij moet er juist naar streven gedachten van devotie te koesteren. Ieder ogenblik dat we de rust nemen om te zien wat er zoal in ons bewustzijn leeft aan negatieve, kritische, verwerpende oordelen over de wereld en het leven, brengt ons dichter bij de hogere kennis. En wij klimmen snel op, wanneer we in zulke ogenblikken ons bewustzijn alleen vervullen met gedachten die ons bewondering, achting en eerbied voor de wereld en het leven schenken. Wie op dit gebied ervaring heeft, weet dat in al die ogenblikken krachten in de mens worden gewekt die anders blijven sluimeren. Daardoor worden de geestelijke ogen van de mens geopend. Hij gaat dingen om zich heen zien die hij vroeger niet kon zien. Hij gaat begrijpen dat hij voor die tijd slechts een deel van de hem omringende wereld zag. De mens die tegenover hem staat, laat hem nu een heel andere gedaante zien dan eerst. 

Bron: Rudolf Steiner – De weg tot inzicht in hogere werelden (blz. 24-25)

Vertaald door Marijke Buursink. Met toelichtingen van Leo de la Houssaye en Roel Munniks.

Rudolf Steiner / Werken en voordrachten onder redactie van Frans van Bussel, Michel Gastkemper en Roel Munniks

Duitstalig: GA 10 (blz. 22-24)

530x840

 

Krachten worden gewekt die anders blijven sluimeren

Ieder ogenblik dat we de rust nemen om te zien wat er zoal in ons bewustzijn leeft aan negatieve, kritische, verwerpende oordelen over de wereld en het leven, brengt ons dichter bij de hogere kennis. En wij klimmen snel op, wanneer we in zulke ogenblikken ons bewustzijn alleen vervullen met gedachten die ons bewondering, achting en eerbied voor de wereld en het leven schenken. 

Wie op dit gebied ervaring heeft, weet dat in al die ogenblikken krachten in de mens worden gewekt die anders blijven sluimeren.  Daardoor  worden de geestelijke ogen van de mens geopend. Hij gaat dingen om zich heen zien die hij vroeger niet kon zien. Hij gaat begrijpen  dat  hij  voor  die  tijd  slechts  een  deel  van  de  hem  omringende  wereld  zag.  De  mens  die  tegenover  hem  staat,  laat  hem  nu een heel andere gedaante zien dan eerst.

Bron: Rudolf Steiner – GA 10 – De weg tot inzicht in hogere werelden (blz. 24-25)

Rudolf  Steiner / Werken en voordrachten onder redactie van Frans van Bussel, Michel Gastkemper en  Roel Munniks

Vertaald door Marijke Buursink. Met toelichtingen van Leo de la Houssaye  en Roel Munniks.

Rudolf  Steiner / Werken en voordrachten © 1991 Stichting Rudolf  Steiner Vertalingen Vierde, herziene druk 2007 Zevende druk 2021 Typografie Françoise Berserik Zetwerk Henk Pel Omslagillustratie door Henk Hage, aquarel (29,6 × 26,5 cm) Druk: RaddraaierSSP Bindwerk: Boekbinderij Abbringh isbn 978 90 829998 1 5 / nur 743 Uitgave Steinervertalingen www.steinervertalingen.nl

Duitstalige link: http://fvn-archiv.net/PDF/GA/GA010.pdf#page=23 (blz. 23-24)

Weg-tot-inzicht-in-hogere-werelden-2013-1

Eerbied / Devotie / Deemoed

Wanneer wij niet diep in onszelf  het gevoel aankweken dat er iets hogers bestaat dan wij zijn, zullen we ook niet de kracht in ons vinden om ons tot iets hogers te ontwikkelen. De ingewijde heeft zich de kracht verworven om zijn hoofd te verheffen tot de hoogten  van  het  inzicht,  enkel  doordat  hij  zijn  hart  tot  de  diepten  van de eerbied, van de devotie heeft gebracht. De hoogte van de geest kan alleen beklommen worden als we door de poort van de deemoed gaan. Ware kennis kun je alleen bereiken als je geleerd hebt deze kennis te achten. 

De mens heeft zeer zeker het recht zijn oog naar het licht te keren, maar hij moet zich dat recht verwerven. In het geestelijk leven bestaan er evengoed wetten als in het materiële leven. Wrijf  met een bepaalde stof  langs een glazen staaf en hij wordt elektrisch geladen, dat wil zeggen, hij krijgt de kracht om kleine  deeltjes  aan te  trekken.  Dat  is  een  natuurwet.  Wie  iets  van natuurkunde heeft geleerd, kent dit gegeven. Op dezelfde manier weet iemand die de beginselen van de geesteswetenschap kent, dat ieder gevoel van  waarachtige  devotie dat we in onze ziel ontwikkelen, een kracht oproept die ons vroeger  of  later verder kan helpen op de weg naar inzicht. 

Wie gevoelens van devotie als aanleg in zich draagt, of  wie het geluk heeft dat ze hem door een juiste opvoeding zijn ingeplant, die brengt veel mee wanneer hij later in zijn leven de toegang tot hogere inzichten zoekt. Wie zo’n voorbereiding niet meebrengt, ondervindt al bij de eerste stappen op de weg naar inzicht moeilijkheden, als hij niet door zelfopvoeding die stemming van devotie krachtig in zichzelf  tracht op te wekken. 

In onze tijd is het bijzonder belangrijk dat dit punt de volle aandacht krijgt. Onze beschaving  neigt  meer  tot  kritiek,  tot  oordelen  en  veroordelen  dan tot devotie, toewijding en eerbied. Het is al zo dat onze kinderen veel meer bekritiseren dan ze met hart en ziel vereren. Maar iedere  kritiek,  iedere  veroordeling verdrijft  de  krachten  van  de  ziel  tot hogere ervaring evenzeer als ieder gevoel van eerbied ze ontwikkelt. 

Daarmee wil niets ten nadele van onze beschaving zijn gezegd. Het gaat er hier beslist niet om kritiek uit te oefenen op deze beschaving waarin wij leven. Juist aan het kritisch vermogen, aan het zelfbewuste menselijke oordeel, aan het ‘beproef  alles en behoud het beste’ hebben wij de grootheid van onze cultuur te danken. Nooit zou de mens het tot de wetenschap, de industrie, de transportmiddelen of de rechtsverhoudingen van onze tijd hebben gebracht als hij niet voortdurend kritiek had uitgeoefend, bij alles de maatstaf  van zijn oordeel had aangelegd. Maar wat wij daardoor  aan  uiterlijke  cultuur  hebben  gewonnen,  moesten  we betalen met een overeenkomstig verlies aan  hogere  kennis, aan spiritueel leven. Met nadruk dient te worden gezegd dat het bij hogere kennis  niet  gaat om verering van mensen, maar om verering van waarheid  en  inzicht.

Bron: Rudolf Steiner – GA 10 – De weg tot inzicht in hogere werelden (blz. 22-23)

Rudolf  Steiner / Werken en voordrachten onder redactie van Frans van Bussel, Michel Gastkemper en  Roel Munniks

Vertaald door Marijke Buursink. Met toelichtingen van Leo de la Houssaye  en Roel Munniks.

Rudolf  Steiner / Werken en voordrachten © 1991 Stichting Rudolf  Steiner Vertalingen Vierde, herziene druk 2007 Zevende druk 2021 Typografie Françoise Berserik Zetwerk Henk Pel Omslagillustratie door Henk Hage, aquarel (29,6 × 26,5 cm) Druk: RaddraaierSSP Bindwerk: Boekbinderij Abbringh isbn 978 90 829998 1 5 / nur 743 Uitgave Steinervertalingen www.steinervertalingen.nl

Duitstalige link:http://fvn-archiv.net/PDF/GA/GA010.pdf#page=20  (blz. 20-22)

Weg-tot-inzicht-in-hogere-werelden-2013-1

Nabootsing en uiterlijk Voorbeeld / Navolging en Autoriteit

Zoals voor de eerste kinderjaren nabootsing en uiterlijk voorbeeld de toverwoorden van de opvoeding zijn, zo zijn het nu voor de betreffende fase: navolging en autoriteit. De vanzelfsprekend aanvaarde, niet opgedrongen autoriteit moet voor het innerlijk beleven van de jonge mens staan als een onmiddellijk beeld, waaraan hij zijn geweten, zijn gewoonten en neigingen ontwikkelt, waarnaar zijn temperament zich regelt, en door welks ogen hij de wereld beziet. Het dichterwoord: ‘ieder mens moet zijn held kiezen, die hij volgen wil in zijn streven de top van de Olympus te bereiken’ geldt in het bijzonder voor deze leeftijdsfase.

Eerbied en ontzag zijn krachten, die het etherlichaam op de juiste wijze tot ontplooiing brengen. Wie niet de mogelijkheid heeft gehad in de genoemde ontwikkelingsperiode naar iemand op te zien met een grenzeloos ontzag, zal daarvoor zijn gehele verdere leven moeten boeten. Waar deze verering ontbreekt, verkommeren de levende krachten van het etherlichaam.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – Die Erziehung des Kindes vom Gesichtspunkte der Geisteswissenschaft 1907 (bladzijde 329-330)

Overgenomen van de WordPress site van Pieter Witvliet.

https://vrijeschoolpedagogie.com/2020/12/28/vrijeschool-algemene-menskunde-voordracht-9-9-1-2-2-1/

Rudolf-Steiner