Bestuur van onderwijs en opvoeding moet vrij en onafhankelijk zijn van de staat en de economie  

We zijn er nu aan gewend dat het geestesleven alleen maar als aanhangsel van de staat, misschien wel van het economisch leven te beschouwen. Wij zijn er nu aan gewend om het belangrijkste deel van het geestesleven, juist dus onderwijs en opvoeding ons van staatswege te laten voorschrijven

Wat antroposofisch georiënteerde geesteswetenschap nu door een echt kennen van de onderwijs- en opvoedingsmethoden die uitgaan van een echte menskunde, voor de moderne maatschappij waar moet maken is, dat het geestesleven, het onderwijs en de opvoeding op zichzelf moeten staan om zich te verwezenlijken. 

Ik wil het heel concreet stellen: niet alleen moeten de leraren en de opvoeders onderwijzen en opvoeden, maar ze moeten ook de totale realisering van het onderwijs en de opvoeding vrij en onafhankelijk van de staat en de economie beheren. Vanaf de laagste basisschoolklas tot aan de hoogste vorm van onderwijs moet iedere leerkracht en opvoeder zoveel met lesgeven bezig zijn dat er nog genoeg tijd overblijft om ook bestuurder te zijn op het gebied van onderwijs en opvoeding. 

En alleen zij die nog actief zijn binnen onderwijs en opvoeding die op een of ander gebied daadwerkelijk leraar en opvoeder zijn, niet degene die ambtenaar van het rijk is geworden en niet in het onderwijs staat, moeten ook de bestuurders zijn op het terrein van de opvoeding. Niets moet op het gebied van onderwijs en opvoeding invloed uitoefenen dan alleen wat dat ook doet op het gebied van wetenschap, kunst en religie.

Bron: Rudolf Steiner – GA 297a – ERZIEHUNG ZUM LEBEN –  Selbsterziehung und  pädagogische  Praxis – Amsterdam, 28 februari 1921(bladzijde 59-60)

Vertaling: Pieter H.A. Witvliet. Zie voor de hele vertaling van deze voordracht zijn website: VRIJESCHOOL PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE ACHTERGRONDEN – Rudolf Steiner over pedagogie(k) – GA 297A – voordracht 2

PS  Wat ik mij hierbij wel afvraag is: Als het onderwijs vrij is van de economie, wie bepaalt dan hoeveel geld er moet worden gegeven voor het onderwijs en waar komt het geld vandaan?

9783727429750

Eerder geplaatst op 5 juli 2020 

Dit is het wat ons economische leven vergiftigt

Een heel andere geest moet in ons economische leven komen. Deze geest zal vóór alles nieuw leven inblazen in het verband dat er bestaan moet tussen de mens en wat hij direct of indirect in de wereld produceert. Deze samenhang is voor veel takken van ons leven niet meer juist.

Het is voor veel mensen onverschillig waaraan ze werken, hoe hetgeen waaraan ze werken zich in de sociale samenhang invoegt. Ze interesseren zich alleen voor hoeveel ze verdienen met hun werk, dat wil zeggen ze beperken alle interesse die ze in de uiterlijke, materiële wereld hebben tot de interesse in wat ze voor het bedrag aan geld kunnen hebben, aan wat ze in de situatie waarin ze in dit uiterlijke leven staan voor dit geld kunnen verkrijgen.

Dit beperken tot de interesse in de verdiensten, niet in de zaak die gedaan wordt, dat is het wat in feite ons hele economische leven vergiftigt. Maar hier liggen ook de ernstige belemmeringen voor het begrip met betrekking tot de impuls van de driegeleding van het sociale organisme.

Bron: Rudolf Steiner – GA 337b – Soziale Ideen/Soziale Wirklichkeit/Soziale Praxis – Dornach, 10 oktober 1920 (bladzijde 206-207)

Eerder geplaatst op 28 juli 2017  (2 reacties)

528x840

Op geen ander gebied kunnen we zo goed en zo natuurlijk de broederlijke relaties onder de mensen ontwikkelen als juist in de economie

Bedenkt u eens hoe het economische leven ons eigenlijk plaatst in een bepaalde verhouding tot de wereld. U zult er gemakkelijk opkomen, hoe deze verhouding is als u zou moeten denken dat we geheel en al zouden kunnen opgaan in een puur uiterlijk economisch leven. Wat zouden we dan zijn, als we uitsluitend in een puur uiterlijk economisch leven zouden opgaan? We zouden denkende dieren zijn, niets anders. Alleen doordat we naast het economische leven nog een rechtsleven, een politiek leven en een geesteswetenschap hebben, zijn we niet denkende dieren. We worden dus door het economische leven min of meer omlaag gedrongen in het ondermenselijke. Maar doordat we omlaag gedrongen worden in het ondermenselijke, kunnen we juist op dit gebied van het ondermenselijke interesses ontwikkelen die in de ware zin van het woord de broederlijke belangen onder de mensen zijn. Op geen ander gebied kunnen we zo goed en zo natuurlijk de broederlijke relaties onder de mensen ontwikkelen als juist in de economie. […] 

De impulsen voor het leven als broeders, die komen voort uit de relatie van wat wij bezitten tot wat de ander bezit; vanuit onze behoeften tot de behoeften van de ander; vanuit wat wij hebben tot wat de ander heeft, enzovoort. Ontwikkelen we in het economische leven steeds meer en meer deze broederschap, dan verandert er in zekere zin wat in deze economie.

Deze broederschap in de economie, deze broederlijke verhouding onder de mensen, dat in het economische leven inwerken moet, als er gezondmaking van de economie moet zijn, dat is wat om zo te zeggen uit het economische leven opstijgt (Duits: aufdampft), zodat, juist doordat we het ons vanuit het economische leven aankweken, wij het door de poort van de dood meenemen en binnendragen in het bovenzinnelijke leven na de dood. Zo schijnt het economische leven voor het aardse leven als het laagste, maar in hem ontwikkelt zich iets, dat juist inwerkt (Duits: hineinpulst) vanuit het aardse door de poort van de dood in het bovenaardse.

Bron: Rudolf Steiner – GA 193 – Der innere Aspekt des sozialen Rätsels – Zürich, 11 februari 1919 (bladzijde 52-53)

1200px-Alle_Menschen_werden_Brüder_Logo_001.svg

Eerder geplaatst op 20 april 2015 (4 reacties)

Bestuur van onderwijs en opvoeding moet vrij en onafhankelijk zijn van de staat en de economie

We zijn er nu aan gewend het geestesleven alleen maar als aanhangsel van de staat, misschien wel van het economisch leven te beschouwen. Wij zijn er nu aan gewend om het belangrijkste deel van het geestesleven, juist dus onderwijs en opvoeding ons van staatswege te laten voorschrijven

Wat antroposofisch georiënteerde geesteswetenschap nu door een echt kennen van de onderwijs- en opvoedingsmethoden die uitgaan van een echte menskunde, voor de moderne maatschappij waar moet maken is, dat het geestesleven, het onderwijs en de opvoeding op zichzelf moeten staan om zich te verwezenlijken. 

Ik wil het heel concreet stellen: niet alleen moeten de leraren en de opvoeders onderwijzen en opvoeden, maar ze moeten ook de totale realisering van het onderwijs en de opvoeding vrij en onafhankelijk van de staat en de economie beheren. Vanaf de laagste basisschoolklas tot aan de hoogste vorm van onderwijs moet iedere leerkracht en opvoeder zoveel met lesgeven bezig zijn dat er nog genoeg tijd overblijft om ook bestuurder te zijn op het gebied van onderwijs en opvoeding. 

En alleen zij die nog actief zijn binnen onderwijs en opvoeding die op een of ander gebied daadwerkelijk leraar en opvoeder zijn, niet degene die ambtenaar van het rijk is geworden en niet in het onderwijs staat, moeten ook de bestuurders zijn op het terrein van de opvoeding. Niets moet op het gebied van onderwijs en opvoeding invloed uitoefenen dan alleen wat dat ook doet op het gebied van wetenschap, kunst en religie.

Bron: Rudolf Steiner – GA 297a – ERZIEHUNG ZUM LEBEN –  Selbsterziehung und  pädagogische  Praxis – Amsterdam, 28 februari 1921(bladzijde 59-60)

Vertaling: Pieter H.A. Witvliet. Zie voor de hele vertaling van deze voordracht zijn website: VRIJESCHOOL PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE ACHTERGRONDEN – Rudolf Steiner over pedagogie(k) – GA 297A – voordracht 2

Op geen ander gebied kunnen we zo goed en zo natuurlijk de broederlijke relaties onder de mensen ontwikkelen als juist in de economie

Bedenkt u eens hoe het economische leven ons eigenlijk plaatst in een bepaalde verhouding tot de wereld. U zult er gemakkelijk opkomen, hoe deze verhouding is als u zou moeten denken dat we geheel en al zouden kunnen opgaan in een puur uiterlijk economisch leven. Wat zouden we dan zijn, als we uitsluitend in een puur uiterlijk economisch leven zouden opgaan? We zouden denkende dieren zijn, niets anders. 

Alleen doordat we naast het economische leven nog een rechtsleven, een politiek leven, een staatsleven en een geesteswetenschap hebben, zijn we niet denkende dieren. We worden dus door het economische leven min of meer omlaag gedrongen in het ondermenselijke. Maar doordat we omlaag gedrongen worden in het ondermenselijke, kunnen we juist op dit gebied van het ondermenselijke interesses ontwikkelen die in de ware zin van het woord de broederlijke belangen onder de mensen zijn. Op geen ander gebied kunnen we zo goed en zo natuurlijk de broederlijke relaties onder de mensen ontwikkelen als juist in de economie. […] 

De impulsen voor het leven als broeders, die komen voort, wanneer we een bepaalde verhouding tot de ander ontwikkelen, uit de relatie van wat wij bezitten tot wat de ander bezit; vanuit onze behoeften tot de behoeften van de ander; vanuit wat wij hebben tot wat de ander heeft, enzovoort. Ontwikkelen we in het economische leven steeds meer en meer deze broederschap, dan verandert er in zekere zin wat in deze economie. 

Deze broederschap in de economie, deze broederlijke verhouding onder de mensen, dat in het economische leven inwerken moet, als er gezondmaking van de economie moet zijn, dat is wat om zo te zeggen uit het economische leven opstijgt (Duits: aufdampft), zodat, juist doordat we het ons vanuit het economische leven aankweken, wij het door de poort van de dood meenemen en binnendragen in het bovenzinnelijke leven na de dood. Zo schijnt het economische leven voor het aardse leven als het laagste, maar in hem ontwikkelt zich iets, dat juist inwerkt (Duits: hineinpulst) vanuit het aardse door de poort van de dood in het bovenaardse.

Bron: Rudolf Steiner – GA 193 – Der innere Aspekt des sozialen Rätsels – Zürich, 11 februari 1919 (bladzijde 52-53)

Eerder geplaatst op 20 april 2015 (4 reacties)