Waarom komt men zo veel ruzie, conflicten, haat tegen? (3 van 10)

Zou de mens zich niet kunnen vergissen, dan zou hij geen mens zijn. Dit is hij doordat hij niet als een slaaf van een onfeilbare natuurlijke orde, maar uit eigen vrije keuze zijn handelingen kan volbrengen. De mogelijkheid om in dwalingen en fouten te vervallen geeft hem zijn menselijke waardigheid, maar maakt hem ook tot veroorzaker van onmetelijk veel kwaad en ellende. Hoe dieper men doordringt in de antroposofie, hoe meer men de samenhang ontdekt tussen de dwaling en het kwaad. Zo waar als het is, dat al het zintuiglijke en materiële uit de geest voortkomt, zo waar is het ook dat al het kwaad in de aardse wereld uit de dwalingen van de geest voortkomt.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 034 – GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis» (bladzijde 176-177)

Eerder geplaatst op 31 mei 2018

Halve waarheden erger dan hele dwalingen

In het leven zijn hele dwalingen in feite minder erg dan halve en kwart-waarheden. Een volkomen dwaling wordt snel doorzien. Halve en kwart-waarheden misleiden de mensen, zodat ze er mee gaan leven. Deze gedeeltelijke waarheden dringen dan het leven binnen en richten er de vreselijkste verwoestingen aan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 193 – Luciferisch verleden, Ahrimanische toekomst – Zürich, 27 oktober 1919 

Vertaling H. Beran-Muller van Brakel

6c858900-5c27-4e7c-984f-cef18225d8d8

Eerder geplaatst op 27 februari  2018  (2 reacties)

Bijgeloof/Echte kennis

Wat ons behoeden kan voor mogelijke fouten en dwalingen die tot bijgeloof worden, dat kan enkel en alleen het streven naar een ware kennis zijn, naar een inzicht in de dingen. Iemand zal altijd op een of andere wijze in bijgeloof vervallen, als hij niet werkelijk in de diepte van de dingen wil doordringen. Het is nu eenmaal zo dat dit verlangen naar een zeker kwantum bijgeloof beslist macht uitoefent. En daarmee spreek ik de basiswet voor het bijgeloof uit, zoals ik het hiervoor al aangeduid heb, namelijk: Zolang de mens alleen in de waarneming van de fysieke omgeving blijft, zolang hij niet wil doordringen in spirituele kennis, tot werkelijk inzicht in de geestelijke oergronden van de dingen, zolang leeft in hem een bepaalde behoefte aan bijgeloof.

Bron: Rudolf Steiner – GA 57 – Wo und wie findet man den Geist? – Berlijn, 10 december 1908 (bladzijde 162)

Eerder geplaatst op 15 juli 2014 

De oorspronkelijke goedheid van de mens

Overal is de verbetering van een mens erin gelegen dat we zijn geestelijke dwalingen en fouten wegnemen (Duits: geistige Verirrung wegschaffen). En wat is daarvoor nodig? Vat u nu wat ik u verteld heb in een basisgevoel samen. Laat de feiten spreken, laat uw gevoelens en gemoed spreken en probeert u dit in een fundamenteel gevoel samen te vatten, dan zult u uzelf zeggen: Wat heeft de mens nodig in zijn gedrag tegenover mensen? Dat is dat hij geloof heeft aan de oorspronkelijke goedheid van de mensen en van iedere menselijke natuur! Dat is het eerste dat we moeten zeggen als we in woorden over moraal willen spreken, dat het onmetelijk goed is wat in de basis in de menselijke natuur  aanwezig is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 155 – THEOSOPHISCHE MORAL – Norrköping, 29 mei 1912 (bladzijde 102-103)

Waarom komt men zo veel ruzie, conflicten, haat tegen? (3 van 10)

Zou de mens zich niet kunnen vergissen, dan zou hij geen mens zijn. Dit is hij doordat hij niet als een slaaf van een onfeilbare natuurlijke orde, maar uit eigen vrije keuze zijn handelingen kan volbrengen. De mogelijkheid om in dwalingen en fouten te vervallen geeft hem zijn menselijke waardigheid, maar maakt hem ook tot veroorzaker van onmetelijk veel kwaad en ellende. Hoe dieper men doordringt in de antroposofie, hoe meer men de samenhang ontdekt tussen de dwaling en het kwaad. Zo waar als het is, dat al het zintuiglijke en materiële uit de geest voortkomt, zo waar is het ook dat al het kwaad in de aardse wereld uit de dwalingen van de geest voortkomt.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 034 –  GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis»  (bladzijde 176-177)