De waarde en onwaarde van kennis

Al deze begrippen die men zich eigen maakt uit de geesteswetenschap, zou men zich niet moeten eigen maken als een gewoon weten. Ik zou willen zeggen, hoewel dat wat paradoxaal gesproken is: Kennis is in het algemeen niet bijzonder waardevol. Pas dat is waardevol, wat wij door die kennis worden. Dat geldt ook voor het onderwijs. Dat we het kind aardrijkskunde leren, heeft uiterlijk een zeker belang, maar eigenlijk geen betekenis voor de ziel.

Uiterlijk heeft het het belang dat het kind later, als het van Dornach, laten we zeggen, naar Zürich reizen wil, niet Zürich met Bern verwart en dergelijke. Uiterlijk heeft het dus ook een zeker belang dat men aardrijkskunde leert. Maar een innerlijk belang heeft het, wat uit de ziel wordt, doordat de ziel aardrijkskunde leert. Men wordt in de ziel zo dat men zich kan oriënteren in de wereld. Men maakt uit de diepten, uit de wortels van de ziel bepaalde geestelijke krachten los, en op de losmaking (Duits: Loslösung) van deze geestelijke krachten komt het aan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 191 – Soziales Verständnis aus geisteswissenschaftlicher Erkenntnis – Dornach, 5 oktober 1919 (bladzijde 63)

Eerder geplaatst op 8 november 2017 (3 reacties)

P.S. Enigszins vreemd in dit citaat vind ik dat hij eerst zegt dat aardrijkskunde eigenlijk geen betekenis voor de ziel heeft. En dan verder: ‘Maar een innerlijk belang heeft het, wat uit de ziel wordt, doordat de ziel aardrijkskunde leert.’  Dus dan heeft het toch wel betekenis voor de ziel? 

rudolf-steiner-ga-191-soziales-verstaendnis-aus-ge

De waarde en onwaarde van kennis

Al deze begrippen die men zich eigen maakt uit de geesteswetenschap, zou men zich niet moeten eigen maken als een gewoon weten. Ik zou willen zeggen, hoewel dat wat paradoxaal gesproken is: Kennis is in het algemeen niet bijzonder waardevol. Pas dat is waardevol, wat wij door die kennis worden. Dat geldt ook voor het onderwijs. Dat we het kind aardrijkskunde leren, heeft uiterlijk een zeker belang, maar eigenlijk geen betekenis voor de ziel.

Uiterlijk heeft het het belang dat het kind later, als het van Dornach, laten we zeggen, naar Zürich reizen wil, niet Zürich met Bern verwart en dergelijke. Uiterlijk heeft het dus ook een zeker belang dat men aardrijkskunde leert. Maar een innerlijk belang heeft het, wat uit de ziel wordt, doordat de ziel aardrijkskunde leert. Men wordt in de ziel zo dat men zich kan oriënteren in de wereld. Men maakt uit de diepten, uit de wortels van de ziel bepaalde geestelijke krachten los, en op de losmaking (Duits: Loslösung) van deze geestelijke krachten komt het aan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 191 – Soziales Verständnis aus geisteswissenschaftlicher Erkenntnis – Dornach, 5 oktober 1919 (bladzijde 63)

Boer Zeltner moest niet veel hebben van die antroposofische leeglopers, maar toen Steiner langskwam, draaide hij al snel bij…

Toen de antroposofen op 20 september 1913 in het Zwitserse Dornach, een dorpje bij Bazel, de grondsteen legden voor het latere Goetheanum, begonnen natuurlijk ook vele leden van de Antroposofische Vereniging zich in de buurt van de werf te vestigen. Velen onder hen waren welgesteld en hoefden niet te werken voor hun levensonderhoud. Ze hadden tijd om naar de voordrachten van Rudolf Steiner te luisteren, geld om hem te volgen op zijn voordrachtsreizen, en goesting om af en toe wat kunstzinnig bezig te zijn. Waren ze te moe geworden, dan gingen ze genieten van de natuur in de streek van Dornach, en maakten wandelingen. Voor de gewone mensen in Dornach, een boerendorp, waren die antroposofen maar rare vogels, een bende rijke leeg- lopers. Ze vertrouwden het ganse gedoe met die ‘tempel’ maar weinig en lieten zich door de plaatselijke geestelijken wel eens opruien. Misschien staan niet alle boeren van nature argwanend tegenover stadsmensen, maar dat was in ieder geval zo met de vader van mevrouw von Arx, een vroedvrouw uit Dornach. Zij herinnerde zich de volgende gebeurtenis uit haar jeugd, zo rond 1914. Haar vader, boer Zeltner en tevens kuiper in Oberdornach, moest niet veel weten van die antroposofische leeglopers en bejegende hen geregeld grof. Op een dag was hij aan het maaien op zijn weide langs de Melcher- weg. Een wandelaar kwam met langzame tred zijn kant uit en sprak toen hij ter hoogte van de maaiende boer kwam:

“Lastig werk dat u daar uitvoert.”
Zeltner, die al baadde in het zweet, repliceerde tamelijk bars:
“Wat verstaan mijnheren daarvan die niets anders te doen hebben dan te wandelen!”
De andere man antwoordde: “Ik heb dat ook nog gedaan.”
“Ja, zo ziet u eruit”, morde Zeltner. Maar de heer sprak rustig:
“Toen ik klein was heb ik voor onze geiten dikwijls een steile spoorwegberm afgemaaid.”
Hij stapte naar Zeltner, nam hem de zeis uit de handen en begon volledig volgens de regelen der kunst te maaien. Boer Zeltner stond paf: “Welnu, verdomd, hij kan het nog ook!”
Daarop begonnen beiden te praten over het gras, over welke kruiden de beste waren voor goede melk. De vreemde heer bleek een even goede kenner van alle grassoorten te zijn als boer Zeltner. Hij informeerde of er melk op overschot was en of die verkocht werd. Toen dit bevestigd werd, liet hij van toen af iedere dag melk halen bij de familie Zeltner.
Die heer was Rudolf Steiner.

Uit: “Erinnerungen an Rudolf Steiner”, door Hans Kühn (blz. 506).

Overgenomen uit tijdschrift De Brug.

Eerder geplaatst op 6 april 2012.

Koos Speenhoff – Ge-Messias

Koos Speenhoff  http://nl.wikipedia.org/wiki/J.H._Speenhoff  was in de jaren 1900 tot ongeveer 1920 een populaire dichter-zanger. Zijn liedjes ken ik niet, die kunnen best leuk geweest zijn. Dat Speenhoff echter ook een vreselijk domme criticus was, blijkt maar al te zeer uit de volgende rijmelarij, waarin hij probeert Steiner belachelijk te maken, maar in feite alleen zichzelf voor gek zet.

 GE-MESSIAS

Dat verwaande ge-Messias

Wordt vervelend op den duur.

Al dat dom gedilettanter

Maakt ons hier het leven zuur.

Elke maand sjouwt er een nieuwe

Uit het Oosten naar ons toe:

Druk geschetter in de kranten

En het blijkt een truuk-gedoe.

Nu weer Steiner met zijn standje

Die toch ook zo nodig moest,

Al zijn nieuwerwetsighedens

Zijn voor ons al lang … oud roest.

Ziet hem voor genietje spelen,

Groote grut, wat is hij knap!

Hij wil ze weer samen brengen:

Godsdienst, Kunst en Wetenschap.

“En het nieuwste, nieuwe leven”

“Komt uit Dornach!” roept hij uit.

Wat is Dornach, wie is Steiner?

Rudolf man, je bent een guit.

Als we hier … nieuw leven … wenschen

Zorgen we daar zelf wel voor,

Holland heeft geen Steiners noodig

Holland helpt zich zelf er door.

Nieuws had hij ons kunnen toonen

Maar met meer bescheidenheid:

– Hoe er wel een eind zal komen

Aan den wereld-rassen-strijd –

Leer ons dat eens, wonder dokter,

Wel dan zijt ge reeds een baas …

Zonder “anthroposophisme”

En Messias-gedaas.

 J.H. Speenhoff

 Bron: Rudolf Steiner in Nederland – Uitgeverij Pentagon 1994

Anekdote door Adelheid Petersen

Rond die tijd vertoefde er in Dornach een jonge vrouw die in zwaar conflict met haar echtgenoot leefde en van hem wilde scheiden. Rudolf Steiner ontfermde zich over haar met oneindige goedheid en geduld. Langzamerhand kwam zij tot een innerlijk evenwicht en schreef haar man dat ze bij hem wilde terugkeren. Nu echter wees deze haar af op een koele, ongenaakbare toon. Vertwijfeld kwam ze met die brief bij Rudolf Steiner. “Jaa”, sprak deze,”ziet u, dat is nu eenmaal het resultaat van al die verwijtende, boze, onvriendelijke brieven die ú hem geschreven hebt.” – “Maar Herr Doktor”, riep zij uit,”ik heb die brieven toch niet verstuurd ! Ik heb ze altijd vernietigd. Ik schreef ze alleen maar om mij op te luchten !” – “Ja”, antwoordde Rudolf Steiner, “maar zijn ziel heeft ze allemaal ontvangen.” 

Bron: Erinnerungen an Rudolf Steiner – Hoofdstuk Dornach in de jaren 1914-1915

Overgenomen uit tijdschrift De Brug