Eerbied / Devotie / Deemoed

Wanneer wij niet diep in onszelf  het gevoel aankweken dat er iets hogers bestaat dan wij zijn, zullen we ook niet de kracht in ons vinden om ons tot iets hogers te ontwikkelen. De ingewijde heeft zich de kracht verworven om zijn hoofd te verheffen tot de hoogten  van  het  inzicht,  enkel  doordat  hij  zijn  hart  tot  de  diepten  van de eerbied, van de devotie heeft gebracht. De hoogte van de geest kan alleen beklommen worden als we door de poort van de deemoed gaan. Ware kennis kun je alleen bereiken als je geleerd hebt deze kennis te achten. 

De mens heeft zeer zeker het recht zijn oog naar het licht te keren, maar hij moet zich dat recht verwerven. In het geestelijk leven bestaan er evengoed wetten als in het materiële leven. Wrijf  met een bepaalde stof  langs een glazen staaf en hij wordt elektrisch geladen, dat wil zeggen, hij krijgt de kracht om kleine  deeltjes  aan te  trekken.  Dat  is  een  natuurwet.  Wie  iets  van natuurkunde heeft geleerd, kent dit gegeven. Op dezelfde manier weet iemand die de beginselen van de geesteswetenschap kent, dat ieder gevoel van  waarachtige  devotie dat we in onze ziel ontwikkelen, een kracht oproept die ons vroeger  of  later verder kan helpen op de weg naar inzicht. 

Wie gevoelens van devotie als aanleg in zich draagt, of  wie het geluk heeft dat ze hem door een juiste opvoeding zijn ingeplant, die brengt veel mee wanneer hij later in zijn leven de toegang tot hogere inzichten zoekt. Wie zo’n voorbereiding niet meebrengt, ondervindt al bij de eerste stappen op de weg naar inzicht moeilijkheden, als hij niet door zelfopvoeding die stemming van devotie krachtig in zichzelf  tracht op te wekken. 

In onze tijd is het bijzonder belangrijk dat dit punt de volle aandacht krijgt. Onze beschaving  neigt  meer  tot  kritiek,  tot  oordelen  en  veroordelen  dan tot devotie, toewijding en eerbied. Het is al zo dat onze kinderen veel meer bekritiseren dan ze met hart en ziel vereren. Maar iedere  kritiek,  iedere  veroordeling verdrijft  de  krachten  van  de  ziel  tot hogere ervaring evenzeer als ieder gevoel van eerbied ze ontwikkelt. 

Daarmee wil niets ten nadele van onze beschaving zijn gezegd. Het gaat er hier beslist niet om kritiek uit te oefenen op deze beschaving waarin wij leven. Juist aan het kritisch vermogen, aan het zelfbewuste menselijke oordeel, aan het ‘beproef  alles en behoud het beste’ hebben wij de grootheid van onze cultuur te danken. Nooit zou de mens het tot de wetenschap, de industrie, de transportmiddelen of de rechtsverhoudingen van onze tijd hebben gebracht als hij niet voortdurend kritiek had uitgeoefend, bij alles de maatstaf  van zijn oordeel had aangelegd. Maar wat wij daardoor  aan  uiterlijke  cultuur  hebben  gewonnen,  moesten  we betalen met een overeenkomstig verlies aan  hogere  kennis, aan spiritueel leven. Met nadruk dient te worden gezegd dat het bij hogere kennis  niet  gaat om verering van mensen, maar om verering van waarheid  en  inzicht.

Bron: Rudolf Steiner – GA 10 – De weg tot inzicht in hogere werelden (blz. 22-23)

Rudolf  Steiner / Werken en voordrachten onder redactie van Frans van Bussel, Michel Gastkemper en  Roel Munniks

Vertaald door Marijke Buursink. Met toelichtingen van Leo de la Houssaye  en Roel Munniks.

Rudolf  Steiner / Werken en voordrachten © 1991 Stichting Rudolf  Steiner Vertalingen Vierde, herziene druk 2007 Zevende druk 2021 Typografie Françoise Berserik Zetwerk Henk Pel Omslagillustratie door Henk Hage, aquarel (29,6 × 26,5 cm) Druk: RaddraaierSSP Bindwerk: Boekbinderij Abbringh isbn 978 90 829998 1 5 / nur 743 Uitgave Steinervertalingen www.steinervertalingen.nl

Duitstalige link:http://fvn-archiv.net/PDF/GA/GA010.pdf#page=20  (blz. 20-22)

Weg-tot-inzicht-in-hogere-werelden-2013-1

Belangrijke taak

Steeds opnieuw kunnen we ons voor de geest halen (Duits: vor die Seele führen), hoe noodzakelijk het is om te ervaren, te voelen, dat het handjevol mensen dat vandaag de dag midden in de materialistische wereld leeft en dat door zijn karma geleid wordt naar het bevatten van de belangrijkste mensheidstaak voor de toekomst, dat deze kleine groep mensen door hun zielenleven belangrijke, zeer belangrijke dingen te volbrengen hebben. 

Zonder hoogmoedig te zijn, moeten we inzien, in alle deemoed en bescheidenheid, hoe groot het verschil is tussen een ziel, die zich langzamerhand inleeft (Duits: hineinfindet) in de geestelijke wereld en alle er buitenstaande mensen, die in de huidige tijd geen idee hebben, maar vooral geen idee willen hebben van geestelijke zaken. Het moet voor ons niet alleen een mismoedig (Duits: jammervoll), pijnlijk gevoel zijn, maar het moet voor ons een gevoel worden dat ons aanspoort altijd verder en verder te werken, en trouw te werken in de stroming van de geesteswetenschap, waarheen we door ons karma, ons lot gevoerd zijn.

Bron: Rudolf Steiner- GA 168 – Die Verbindung zwischen Lebenden und Toten – Leipzig, 22 februari 1916 (bladzijde 89)

Eerder geplaatst op 3 december 2016

Deemoed

In de hele wereld zou deemoed tegenover degenen die onder ons staan en op wiens kosten wij ons hoger ontwikkelen, aanwezig moeten zijn. Als de plant zou kunnen denken, zou ze de steen moeten danken, dat hij de bodem geeft waarop zij een hoger leven kan leiden, en het dier zou zich tot de plant moeten neigen en zeggen: Aan jou dank ik de mogelijkheid om te bestaan -, en evenzo de mens tegenover de hele natuur. En degene die hoger staat in de menselijke samenleving, moet buigen voor de onder hem werkenden en zichzelf zeggen: Als niet deze hardwerkende handen de nederige arbeid voor mij zouden verrichten, dan kon ik niet staan waar ik sta. – Niemand zou zich hoger kunnen ontwikkelen, als niet de bodem onder hem zou zijn voorbereid.

 Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor dem Tore der Theosophie – Stuttgart, 3 september 1906 (bladzijde 133)

Eerder geplaatst op 19 februari 2015

Belangrijke taak

Steeds opnieuw kunnen we ons in gedachten halen (Duits: vor die Seele führen), hoe noodzakelijk het is om te ervaren, te voelen, dat het handjevol mensen dat vandaag de dag midden in de materialistische wereld leeft en dat door zijn karma geleid wordt naar het bevatten van de belangrijkste mensheidstaak voor de toekomst, dat deze kleine groep mensen door hun zielenleven belangrijke, zeer belangrijke dingen te volbrengen hebben. Zonder hoogmoedig te zijn, moeten we inzien, in alle deemoed en bescheidenheid, hoe groot het verschil is tussen een ziel, die zich langzamerhand inleeft (Duits: hineinfindet) in de geestelijke wereld en alle er buitenstaande mensen, die in de huidige tijd geen idee hebben, maar vooral geen idee willen hebben van geestelijke zaken. Het moet voor ons niet alleen een deerlijk pijnlijk gevoel zijn, maar het moet voor ons een gevoel worden, dat ons aanspoort altijd verder en verder te werken, en trouw te werken in de stroming van de geesteswetenschap, waarheen we door ons karma, ons lot gevoerd zijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 168 – Die Verbindung zwischen Lebenden und Toten – Leipzig, 22 februari 1916 (bladzijde 89)

Deemoed

In de hele wereld zou deemoed tegenover degenen die onder ons staan en op wiens kosten wij ons hoger ontwikkelen, aanwezig moeten zijn. Als de plant zou kunnen denken, zou ze de steen moeten danken, dat hij de bodem geeft waarop zij een hoger leven kan leiden, en het dier zou zich tot de plant moeten neigen en zeggen: Aan jou dank ik de mogelijkheid om te bestaan -, en evenzo de mens ten opzichte van de hele natuur. En degene die hoger staat in de menselijke samenleving, moet buigen voor de onder hem werkenden en zichzelf zeggen: Als niet deze hardwerkende handen de nederige arbeid voor mij zouden verrichten, dan kon ik niet staan waar ik sta. – Niemand zou zich hoger kunnen ontwikkelen, als niet de bodem onder hem zou zijn voorbereid.

Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor dem Tore der Theosophie – Stuttgart, 3 september 1906 (bladzijde 133)

Eerder geplaatst op 14 maart 2013