Zoals iemand – we hebben dat vaak benadrukt – in de loop van zijn incarnaties van geslacht wisselt, zodat hij in de regel afwisselend man en vrouw is, zo volgt in de regel op een meer gelovige incarnatie een meer verstandelijke, vervolgens weer een meer gelovige, enzovoort. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, zoals ook meerdere mannelijke of vrouwelijke incarnaties op elkaar kunnen volgen, maar meestal bevruchten deze dingen elkaar en vullen ze elkaar aan.
Er zijn echter nog andere menselijke krachten die elkaar op deze manier aanvullen, bijvoorbeeld de beide zielsvermogens die we kunnen aanduiden als liefde en innerlijke kracht, waardoor een mens zelfgevoel heeft, innerlijke harmonie, waardoor we in onszelf verankerd zijn en weten wat ons te doen staat in het leven. Ook in dit opzicht zorgt het karma voor een afwisseling in de verschillende incarnaties, zodat een mens in de ene incarnatie meer met een toegewijde liefde voor zijn omgeving wordt uitgerust, met een neiging zichzelf te vergeten en op te gaan in zijn omgeving, terwijl die persoon zich in de volgende incarnatie weer meer geroepen voelt om zich niet in de buitenwereld te verliezen, maar innerlijk sterk te worden, zodat hij zijn kracht gebruikt om zelf verder te komen. Natuurlijk mag dit laatste niet in liefdeloosheid ontaarden, net zomin als het eerste mag ontaarden in een volledig opgeven van het eigen zelf. Deze twee dingen horen dus ook bij elkaar.
Wordt vervolgd
Bron: Rudolf Steiner – GA 135 – Wiederverkörperung und Karma und ihre Bedeutung für die Kultur der Gegenwart – Stuttgart, 21 februari 1912 (blz. 97-98)
Nederlandse uitgave: Werkingen van het karma (blz. 304-305).
Vertaald door Anton de Rijk en Hans Schenkels met een nawoord van Hans Peter van Manen.
Stichting Rudolf Steiner Vertalingen. Tweede druk 2004
