Onze tijd heeft de wetenschap van het bovenzinnelijke nodig  

Wie tegenwoordig een beschrijving van bovenzinnelijke realiteiten geeft, moet twee dingen goed beseffen. Ten eerste dat onze tijd de wetenschap van het bovenzinnelijke nodig heeft; ten tweede echter dat er in het culturele leven een overvloed van voorstellingen en gevoelens bestaat waardoor zo’n beschrijving op velen als wild gefantaseer en gedroom overkomt. 

De tegenwoordige tijd heeft bovenzinnelijke inzichten nodig, omdat al datgene wat de mens op de gebruikelijke wijze over de wereld en het leven te horen krijgt, ontelbare vragen bij hem wakker roept die alleen door de bovenzinnelijke waarheden beantwoord kunnen worden. Want hierin moet men zich niet vergissen: wat in de heersende geestesrichting over de wortels van het bestaan wordt meegedeeld, zijn voor de dieper voelende mens geen antwoorden, maar vragen  met betrekking tot de grote raadsels van wereld en leven. Een tijdlang kan iemand wel de mening zijn toegedaan dat hij in de ‘resultaten van streng wetenschappelijk onderzoek’ en in de eindconclusies van bepaalde moderne denkers een oplossing van het raadsel van het bestaan vindt. 

Maar als de ziel afdaalt in die diepten waarin ze moet afdalen als ze zichzelf  werkelijk begrijpt, dan blijkt wat haar aanvankelijk was voorgekomen als een oplossing niet meer dan een aanzet tot de ware vraag te zijn. En een antwoord op  die  vraag moet niet alleen tegemoetkomen aan de menselijke nieuwsgierigheid – de innerlijke rust en de harmonie van het zielsleven hangen ervan af. De verovering van zo’n antwoord bevredigt niet alleen het verlangen naar inzicht, maar het maakt de mens geschikt voor zijn werk en doet hem opgewassen zijn tegen de eisen die het leven stelt, terwijl het ontbreken van een antwoord op de desbetreffende vragen hem geestelijk en tenslotte ook lichamelijk verlamt. Inzicht in de bovenzinnelijke werkelijkheid dient ook niet alleen maar ter bevrediging van theoretische behoeften, maar staat in dienst van een ware levenspraktijk. Daarom is juist wegens de aard van het hedendaagse culturele leven de wetenschap van de geest een voor onze tijd onontbeerlijke tak van wetenschap.

Bron (Duits): Rudolf Steiner – GA 9 – THEOSOPHIE / VORREDE ZUR DRITTEN  AUFLAGE (blz. 3)

Nederlands: Theosofie – Over de wetenschap van het bovenzinnelijke en het wezen van de mens (blz. 17-18)

Vertaald door Huib van Krimpen met een nawoord van Roel Munniks 

Rudolf  Steiner / Werken en voordrachten © 1994 Stichting Rudolf  Steiner Vertalingen Tweede druk 1998 Derde druk 2005 Vierde druk 2014 (oplage februari 2018)

528x840

Verwoestende krachten

In onze tijd moest de bovenzinnelijke kennis terugtreden; dat moest zo zijn om de grote veroveringen op het fysiek-zintuiglijke gebied mogelijk te maken, om volkomener te worden in de beheersing van de materiële wereld. Nu is de tijd nabij waarin de mensheid zich weer spiritueel moet verdiepen. De mens koerst tegenwoordig op het fysieke vlak naar een stadium dat niet zou kunnen worden verdragen, als het spirituele leven zich niet weer ontwikkelde.

Een voorbeeld hoe nodig het voor de mensheid is om zich spiritueel te verdiepen: U kent de ontzaglijke vooruitgang van bijvoorbeeld de elektriciteitsleer; met deze krachten is een ongelooflijke kracht verknoopt, die het mogelijk zal maken dat de mens deze krachten misbruikt. De mens zal, en wel in een niet al te verre tijd, heer zijn over vreselijke krachten, die hij op het fysieke gebied zal laten werken. Hij zal bijvoorbeeld ontploffingen, explosies op ver afgelegen locaties kunnen ontketenen, zonder dat iemand in staat zal zijn de aanstichter te identificeren.

De mensheid zal macht hebben. En wee als de mens dan moreel niet op het niveau staat om deze verschrikkelijke krachten alleen en uitsluitend voor goede doeleinden te gebruiken! Deze tijd hebben de leiders van de mensheid voorzien en het is de missie van de antroposofie om de gemoederen voor te bereiden op wat gaat komen, ze te waarschuwen, hen de weg en het doel te tonen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 89 – Bewußtsein/Leben/Form – Berlijn, 3 april 1905 (bladzijde 295-296)

Eerder geplaatst op 10 januari 2018  (2 reacties)

796eefd6-4687-11eb-be92-09cd005df0bf_image_hires_171827

Bovenzinnelijke kennis kan men alleen op aarde leren

Geesteswetenschap kan alleen op aarde ontstaan, men kan ze nergens anders leren; ze is een openbaring over de bovenzinnelijke wereld, maar zoals ze optreedt, kan ze alleen hier optreden.

Nu kan men zeggen: Ja, dat kan allemaal wel zo zijn, maar de mens zou zich toch over de bovenzinnelijke wereld kunnen onderrichten in een andere vorm als in de vorm van de geesteswetenschap! – Ja, dat kan men denken, maar waar is het niet. Want de mens is zo aangelegd dat hij eens, als hij überhaupt in de voor hem juiste wijze een verhouding tot de hogere wereld wil winnen, hij dit alleen door geesteswetenschap winnen kan. 

Als de mens het op de aarde verzuimt om de geesteswetenschap of antroposofie te benaderen, dan helpt hem geen ander leven om de bovenzinnelijke wereld op de juiste menselijke wijze te leren kennen. – Dat hoeft ons niet in vertwijfeling te brengen met betrekking tot de vele mensen, die nog niets weten willen van geesteswetenschap: ze zullen immers terugkeren en dan later ermee in aanraking komen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt – Frankfurt, 2 maart 1913 (bladzijde 237)

Eerder geplaatst op 15 april 2015

Zonder bovenzinnelijke kennis is inzicht in de mens onmogelijk

Wat verkrijgt men dan eigenlijk door deze geesteswetenschap zoals ik ze nu in grote lijnen geschetst heb? Men krijgt voor alles een werkelijke mensenkennis. Zonder dat men in het bovenzinnelijke kan waarnemen, is het onmogelijk inzicht in de mens te hebben. […] En alleen vanuit echte mensenkennis kan ware onderwijskunst en ware opvoedkunst ontstaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 297a – Erziehung zum Leben – Amsterdam, 28 februari 1921 (bladzijde 49-50)

Eerder geplaatst op 7 augustus 2014

Zielsinstelling, helderziendheid

Op één gebied bevindt zich ieder mens altijd in de zielsgesteldheid, die men voor  andere gebieden van de spirituele wetenschap zich met veel moeite eigen moet maken om tot bovenzinnelijke kennis te komen.

En dit ene gebied is wanneer men liefhebbend van mens tot mens in een relatie treedt. De mensen tot wie men liefhebbend in verhouding treedt, beschouwt men vanuit dezelfde zielenhouding als van waaruit men moet beschouwen als men bovenzintuiglijke kennis wil hebben. Alleen moet men de vaardigheid van de ziel eerst ontwikkelen om met betrekking tot andere dingen dezelfde instelling in zijn ziel te bewerkstelligen, als die door het gewoonlijke leven instinctmatig bewerkstelligd wordt wanneer men liefhebbend en begripvol, met interesse tegenover een ander mens staat en zich met belangstelling in zijn aard verdiept. In die gevallen waarin men een ander mens met innerlijke deelname, met diep begrip, met waarachtige interesse tegemoet treedt, in die ogenblikken wordt men – als ik het zo zeggen mag – in het gewone leven helderziend.

Bron: Rudolf Steiner – GA 072 – Freiheit, Unsterblichkeit, Soziales Leben – Bern, 11 december 1918 (bladzijde 394)

Eerder geplaatst op 3 januari 2014