Vandaag de dag zeggen de mensen nog: Het geestelijke bestaat gewoon niet.

Zoals de mens met drie rijken van de natuur te maken heeft, zo heeft hij ook met drie rijken van de geest te maken. Nu zult u zeggen: Ja, maar dat kan ik geloven of niet, want deze drie rijken zijn immers niet zichtbaar, niet waarneembaar. Ja, maar, mijne heren, ik heb wel mensen gekend, die moest men begrijpelijk maken dat er lucht bestaat! Dat had hij niet geloofd dat er lucht was. Als ik hem zeg: Dit is een tafel – dat gelooft hij, want als hij er heen loopt, dan kan hij zich aan de tafel stoten, of als hij er met de ogen naar kijkt, dan ziet hij de tafel, maar aan de lucht stoot hij zich niet. Hij kijkt en zegt: Er is hier toch niets. Niettemin geeft iedereen tegenwoordig het bestaan van lucht wel toe. Het is er gewoon. 

Zo zal het ook komen dat de mensen het geestelijke toegeven. Vandaag de dag zeggen de mensen nog: Nu, het geestelijke is er gewoon niet – zoals de boeren vroeger gezegd hebben: De lucht  is er niet. – In mijn geboortedorp zeiden de boeren nog: De lucht is er helemaal niet, dat zeggen alleen die flapdrollen (Duits: Großkopfeten) in de stad, die zo slim zijn willen; want men kan er immers doorheen lopen, er is immers niets als men er doorheen gaan kan! – Maar dat is lang geleden. Tegenwoordig weten de boeren ook wel dat er lucht bestaat. Maar vandaag de dag weten zelfs de slimste mensen nog niet dat overal geestelijke wezens zijn! Dat zullen ze echter te zijner tijd wel toegeven, omdat ze anders bepaalde dingen gewoon niet verklaren kunnen, die toch verklaard moeten worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 353 – Die Geschichte der Menschheit und die Weltanschauungen der Kulturvölker – Dornach, 25 juni 1924 (bladzijde 306)

Eerder geplaatst op 19 juli 2017  (8 reacties)

a4618542165899.Y3JvcCwxNDEzLDExMDYsMTgxLDQ1MA

Vandaag de dag zeggen de mensen nog: Het geestelijke bestaat gewoon niet.

Zoals de mens met drie rijken van de natuur te maken heeft, zo heeft hij ook met drie rijken van de geest te maken. Nu zult u zeggen: Ja, maar dat kan ik geloven of niet, want deze drie rijken zijn immers niet zichtbaar, niet waarneembaar. Ja, maar, mijne heren, ik heb wel mensen gekend, die moest men begrijpelijk maken dat er lucht bestaat! Dat had hij niet geloofd dat er lucht was. Als ik hem zeg: Dit is een tafel – dat gelooft hij, want als hij er heenloopt, dan kan hij zich aan de tafel stoten, of als hij er met de ogen naar kijkt, dan ziet hij de tafel, maar aan de lucht stoot hij zich niet. Hij kijkt en zegt: Er is hier toch niets. Niettemin geeft iedereen tegenwoordig het bestaan van lucht wel toe. Het is er gewoon.

Zo zal het ook komen dat de mensen het geestelijke toegeven. Vandaag de dag zeggen de mensen nog: Nu, het geestelijke is er gewoon niet – zoals de boeren vroeger gezegd hebben: De lucht  is er niet. – In mijn geboortedorp zeiden de boeren nog: De lucht is er helemaal niet, dat zeggen alleen die flapdrollen (Duits: Großkopfeten) in de stad, die zo slim zijn willen; want men kan er immers doorheen lopen, er is immers niets als men er doorheen gaan kan! – Maar dat is lang geleden. Tegenwoordig weten de boeren ook wel dat er lucht bestaat. Maar vandaag de dag weten zelfs de slimste mensen nog niet dat overal geestelijke wezens zijn! Dat zullen ze echter te zijner tijd wel toegeven, omdat ze anders bepaalde dingen gewoon niet verklaren kunnen, die toch verklaard moeten worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 353 – Die Geschichte der Menschheit und die Weltanschauungen der Kulturvölker – Dornach, 25 juni 1924 (bladzijde 306)

Eerder geplaatst op 6 september 2016 

Vandaag de dag zeggen de mensen nog: Het geestelijke bestaat gewoon niet.

Zoals de mens met drie rijken van de natuur te maken heeft, zo heeft hij ook met drie rijken van de geest te maken. Nu zult u zeggen: Ja, maar dat kan ik geloven of niet, want deze drie rijken zijn immers niet zichtbaar, niet waarneembaar. Ja, maar, mijne heren, ik heb wel mensen gekend, die moest men begrijpelijk maken dat er lucht bestaat! Dat had hij niet geloofd dat er lucht was. Als ik hem zeg: Dit is een tafel – dat gelooft hij, want als hij er heenloopt, dan kan hij zich aan de tafel stoten, of als hij er met de ogen naar kijkt, dan ziet hij de tafel, maar aan de lucht stoot hij zich niet. Hij kijkt en zegt: Er is hier toch niets. Niettemin geeft iedereen tegenwoordig het bestaan van lucht wel toe. Het is er gewoon.

Zo zal het ook komen dat de mensen het geestelijke toegeven. Vandaag de dag zeggen de mensen nog: Nu, het geestelijke is er gewoon niet – zoals de boeren vroeger gezegd hebben: De lucht  is er niet. – In mijn geboortedorp (Duits: Heimat) zeiden de boeren nog: De lucht is er helemaal niet, dat zeggen alleen die flapdrollen (Duits: Großkopfeten) in de stad, die zo slim zijn willen; want men kan er immers doorheen lopen, er is immers niets als men er doorheen gaan kan! – Maar dat is lang geleden. Tegenwoordig weten de boeren ook wel dat er lucht bestaat. Maar vandaag de dag weten zelfs de slimste mensen nog niet dat overal geestelijke wezens zijn! Dat zullen ze echter te zijner tijd wel toegeven, omdat ze anders bepaalde dingen gewoon niet verklaren kunnen, die toch verklaard moeten worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 353 – Die Geschichte der Menschheit und die Weltanschauungen der Kulturvölker – Dornach, 25 juni 1924 (bladzijde 306)

Karmisch gezwets

Nietwaar, in het gewone, banale, burgerlijke leven worden de mensen op elkaar verliefd, een man wordt soms verliefd op een meisje. Men noemt dat “verliefd worden” en daarmee spreekt men de waarheid. In een occulte vereniging schijnt dat ook voor te vallen, dat een man op een meisje verliefd wordt. Naar men zo kan vaststellen, is dat werkelijk helemaal niet uitgesloten. Sommigen onder u zullen het toch al eens gehoord hebben dat dat gebeurd is. Maar in zo’n vereniging hoort men dan niet altijd: X is verliefd op Y.

Bij de boeren zegt men eenvoudig: die gaat met die. En dat is voor wat uiterlijk zichtbaar is, meestal een zeer precieze weergave van de feiten. Maar binnen occulte verenigingen kan men dikwijls horen: ik heb mijn karma bestudeerd, en door deze studie van mijn karma ben ik op het spoor gekomen van een andere persoonlijkheid; wij hebben daar ingezien dat wij door ons karma voor elkaar bestemd zijn, dat het karma ons voorbestemd heeft om op een of andere manier in het verloop van het wereldgebeuren in te grijpen.

Men merkt hier niet, beste vrienden, hoeveel leugenachtigheid in zo’n zaak ingeslopen is, te beginnen met het eenvoudig feit van het verliefd worden tot aan deze laatste bewering. Die leugenachtigheid vloeit voort uit het volgende. In een materialistische, banale vereniging vindt men het normaal dat twee mensen verliefd worden. In een occulte vereniging vindt men dat dikwijls niet normaal, integendeel, dikwijls schaamt men er zich een beetje voor. Maar zie, dat laatste doet men niet graag. We moeten hier niet uitmaken welke reden er zijn om zich niet te willen schamen, want dat kunnen honderd-en-een reden zijn. Maar zich schamen, dat doet men niet graag. In de plaats daarvan zegt men: het karma heeft gesproken, en het karma moet men gehoorzamen. Het spreekt vanzelf dat die mensen nooit iets doen uit puur egoïsme of vanuit emoties, maar: het karma, ja dat moet men gehoorzamen!

Beste vrienden, waarheidsgetrouw zou men zijn, als men zou toegeven dat men verliefd is geworden. En als men die waarheid onder ogen zou willen zien, dan zou men een veel zekerder weg door het leven kunnen volgen, als wanneer men de waarheid vermengt met allerlei karmisch gezwets. 

Vertaling overgenomen uit Tijdschrift De Brug – Trefwoord Liefde -16 (Bron is niet vermeld)