Onnodig werk

Het komt erop aan dat mensen die veel doen, iets doen wat werkelijk nodig is voor het leven, iets doen wat steekhoudend en vruchtbaar in het leven is (Duits: sich rationell, fruchtbar in das Leben hineinstellt. […]

Het gaat er niet om dat men zo veel mogelijk mensen zich met iets laat bezighouden, zodat ze kunnen leven, maar het gaat erom dat in de zin van een werkelijk sociaal leven activiteiten worden verricht die tot een welvarende ontplooiing van dit leven, deze sociale kringloop, nodig zijn. […]

Kijk bijvoorbeeld eens hoe veel boeken vandaag de dag gedrukt worden, waarvan nog geen 50 exemplaren verkocht worden. Nu, neem zo’n boek – hoeveel mensen zijn daar mee bezig tot het klaar is! Die hebben hun levensonderhoud, maar doen geheel onnodig werk. Als ze iets anders deden, zou het verstandiger zijn en zouden daardoor talloze andere mensen wat dit betreft ontlast worden. Zo werken echter talloze typografen, talloze boekbinders, ze maken stapels boeken – meestal zijn het lyrische gedichten, maar er komen ook andere dingen in aanmerking -, stapels boeken worden gefabriceerd; bijna alles moet weer vernietigd worden. Maar zulke onnodige dingen zijn er veel in het hedendaagse leven; ontelbaar veel zaken zijn absoluut onnodig.

Bron: Rudolf Steiner – GA 337b – Soziale Ideen/Soziale Wirklichkeit/Soziale Praxis – Dornach, 30 augustus 1920 (bladzijde 99-100)

Eerder geplaatst op 8 september 2016 

Onnodig werk

Het komt erop aan dat mensen die veel doen, iets doen wat werkelijk nodig is voor het leven, iets doen wat steekhoudend en vruchtbaar in het leven is (Duits: sich rationell, fruchtbar in das Leben hineinstellt. […] 

Het gaat er niet om dat men zo veel mogelijk mensen zich met iets laat bezighouden, zodat ze kunnen leven, maar het gaat erom dat in de zin van een werkelijk sociaal leven activiteiten worden verricht die tot een welvarende ontplooiing van dit leven, deze sociale kringloop, nodig zijn. […]

Kijk bijvoorbeeld eens hoe veel boeken vandaag de dag gedrukt worden, waarvan nog geen 50 exemplaren verkocht worden. Nu, neem zo’n boek – hoe veel mensen zijn daar mee bezig tot het klaar is! Die hebben hun levensonderhoud, maar doen geheel onnodig werk. Als ze iets anders deden, zou het verstandiger zijn en zouden daardoor talloze andere mensen wat dit betreft ontlast worden. Zo werken echter talloze typografen, talloze boekbinders, ze maken stapels boeken – meestal zijn het lyrische gedichten, maar er komen ook andere dingen in aanmerking -, stapels boeken worden gefabriceerd; bijna alles moet weer vernietigd worden. Maar zulke onnodige dingen zijn er veel in het hedendaagse leven; ontelbaar veel zaken zijn absoluut onnodig.

Bron: Rudolf Steiner – GA 337b – Soziale Ideen/Soziale Wirklichkeit/Soziale Praxis – Dornach, 30 augustus 1920 (bladzijde 99-100)

Ploeteren

De geesteswetenschappelijke wereldbeschouwing voert de mens in gebieden, die hij alleen bereiken kan als hij innerlijk actief is. Men kan een antroposofisch boek niet lezen zoals men andere boeken leest. Het moet zo geschreven zijn, dat het de eigen werkzaamheid opwekt. Hoe meer men moet ploeteren, hoe meer er tussen de regels staat, hoe gezonder het is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 56 – Die Erkenntnis der Seele und des Geistes – München, 5 december 1907 (bladzijde 224)

Eerder geplaatst op 6 maart 2012

Ploeteren

De geesteswetenschappelijke wereldbeschouwing voert de mens in gebieden, die hij alleen bereiken kan als hij innerlijk actief is. Men kan een antroposofisch boek niet lezen zoals men andere boeken leest. Het moet zo geschreven zijn, dat het de eigen werkzaamheid opwekt. Hoe meer men moet ploeteren, hoe meer er tussen de regels staat, hoe gezonder het is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 56 – München 5 december 1907 (bladzijde 224)

De verbluffende leeshonger van Maarten ’t Hart

Daar Eysberg (de bakker waar Maarten ’t Hart in zijn schooljaren een bijbaantje had/R.v.D.), juist in die lange, haast niet door te komen zomervakanties, enkele weken verplicht zijn zaak moest sluiten, zocht ik, mede op aanraden van mijn moeder ook naar ander werk. ‘Je kunt toch niet áltijd lezen,’ zei ze vaak, en ik was dat wel met haar eens. Als ik op een gewone vakantiedag in de zomer om zes uur opstond, had ik om negen uur mijn eerste boek al uit, en om twaalf uur mijn tweede, en om drie uur mijn derde, en nog voor het avondeten mijn vierde. Voor na de maaltijd had ik dan een flink dik boek bewaard, van rond vierhonderd bladzijden, en daar kon ik dan net tot bedtijd mee toe. Maar ja, vijf boeken op één dag, daar wordt men op den duur toch enigszins suffig van.

Bron: Maarten ’t Hart – Het roer kan nog zesmaal om

Ongelooflijk zo veel als Maarten ’t Hart in zijn jonge jaren las. Ik herinner mij vaag dat hij ergens in een ander boek van hem, Een deerne in lokkend postuur, schrijft dat hij tegenwoordig “niet meer zo veel” leest, ongeveer 130 boeken per jaar. Dit is toch heel wat anders dan die collega die ik vroeger had. Hij was een zeer intelligente jongen, die na het gymnasium was gaan studeren, maar in psychische moeilijkheden raakte en met de studie stopte. Hij is toen lichtdrukker geworden. Hij drukte op het technisch tekenburo, waar ik werkte, op een lichtdrukmachine de technische tekeningen af. Die jongen was door zijn psychiater verboden om boeken te lezen. Zo zie je maar weer hoe verschillend mensen zijn. De een raakt in de war van het lezen van boeken en de ander doet zowat niks anders dan de hele dag met het grootste plezier boeken lezen en raakt daar totaal niet de kluts van kwijt.

Een droge boekenwurm is Maarten ’t Hart ook nooit geworden. Hij is de enige gast bij het VPRO tv-programma Zomergasten, die het gelukt is mij dat hele programma, dat een uur of drie duurt, geboeid te laten kijken. Meestal begin ik er bij dat programma niet eens aan of ik haak na een kwartier of een half uur af.