Antroposofie en socialisme (8 van 11) – Socialistische leiders zien helemaal over het hoofd, dat tot de oorzaken die het menselijk lot teweegbrengen toch vóór alles de driften, de instincten van zijn psychisch leven behoren 

Het zal blijken dat het geen holle frasen zijn, de woorden die de grote Boeddha gesproken heeft: “Haat wordt nooit overwonnen door haat, maar wijkt alleen voor liefde.”

[bladzijde 437 en deel van 436 en 438 overgeslagen]

De socialistische leiders hebben hun aandacht volledig teruggetrokken van het zieleleven van de mensen en zijn van mening, dat men alleen de materiële belangen, de economische verhoudingen in het oog hoeft te houden, als men een gunstige situatie voor de mensheid wil bewerken. Zij zien daarbij helemaal over het hoofd, dat tot de oorzaken die het menselijk lot teweegbrengen toch vóór alles de driften, de instincten van zijn psychisch leven behoren. Het is volkomen waar dat overheersing door de machine, de ontwikkeling van de industrie en de wereldwijde handel de situatie van ons proletariaat gecreëerd hebben. Maar ze hebben deze situatie alleen kunnen teweegbrengen, doordat ze zich onder de invloed van de driften en instincten hebben ontwikkeld, die in de laatste eeuwen in de mensheid geheerst hebben.

Juist daarop komt het aan, de samenhang tussen de menselijke emoties, gevoelens, driften, en hun lotgevallen te leren kennen. Wie de economische verhoudingen wil veranderen zonder te beseffen hoe deze met de menselijke zielenontwikkeling samenhangen, die is als iemand die gelooft dat men het plan voor een stadhuis in het plan voor een kerk kan veranderen, enkel door andere stenen en andere bestanddelen te gebruiken. Wie het volk wil geven wat het toekomt, die moet vóór alles zijn oog richten op de geestelijke samenhangen waar al het materiële leven van afhangt. Hij moet zijn blik richten op de zielekrachten, waardoor het lot van een volk geweven wordt.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 034 –  GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis»  (bladzijde 436/438)

rudolf-steiner-ga-34-lucifer-gnosis-grundlegende-a

Eerder geplaatst op  28 augustus 2018

Ogen en oren van de ziel

Alle religiestichters waren voltooide (Duits: vollendete) helderzienden en geestelijke mensheidleiders, en hun morele beginselen werden tot levensregels, die door astrale en geestelijke waarheden bepaald waren. Daaruit worden de overeenkomsten van alle religies verklaarbaar. Zulk een overeenkomst bestaat bijvoorbeeld tussen het achtvoudige pad van Boeddha en de acht zaligpredikingen van Christus. Aan beide ligt namelijk de waarheid ten grondslag dat de mens steeds opnieuw, wanneer hij een deugd ontwikkelt, ook een nieuw waarnemingsvermogen ontwikkelt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 094 – Kosmogonie – Parijs, 6 juni 1906 (bladzijde 67-68)

540x840

Eerder geplaatst op 7 juli 2018  (12 reacties)

Boeddha / Christus

Het is nu 1900 en nog eens 500 jaar geleden, dat de grote Boeddha op aarde leefde. De occulte feiten leren ons, dat het nog wel 3000 jaar zal duren, voordat de mensen in grotere getale zo ver gekomen zijn, dat ze uit eigen morele overtuiging, uit eigen hart en ziel het achtvoudige pad, de wijsheidsleer van Boeddha, in zich ten volle kunnen ontwikkelen. De Boeddha moest eerst er zijn en vandaar ging de kracht uit, die de mensen tot ontwikkeling van de wijsheid van het achtvoudige pad zal voeren; dan is het hun geestelijk eigendom geworden – dit duurt dus nog ongeveer 3000 jaar. De mensen zullen zelf op deze leer komen; ze zullen deze niet van buitenaf hoeven op te nemen. Ze kunnen dan zeggen, dat dit achtvoudige pad uit hen zelf te voorschijn komt als de leer van medelijden en liefde.

Als er niets verder gebeurd zou zijn, dan dat Boeddha “het rad der gerechtigheid” had laten rollen, dan zou de mensheid na 3000 jaar ook wel zo ver gekomen zijn, dat ze zelf die leer van medelijden en liefde “kende”; maar het is heel wat anders, ook de kracht te hebben ontvangen om er naar te leven. Dat is het onderscheid: niet alleen maar weten van het bestaan van medelijden en liefde, maar ook dat medelijden en die liefde te ontwikkelen onder leiding van een persoonlijkheid. Dit ging van de Christus uit – Hij goot om zo te zeggen de mensen de liefde in en deze zal geleidelijk groeien. Als de mensen nu aan het einde van hun ontwikkeling gekomen zullen zijn, dan zullen ze als wijsheid bezitten: de inhoud van de leer van medelijden en liefde. Dat hebben ze dan aan Boeddha te danken. Maar tevens zullen ze de liefde vanuit hun Ik naar de mensen kunnen doen uitstromen en dát zal de mensheid aan de Christus te danken hebben.

Bron: Rudolf Steiner – GA 114 – Das Lukas-Evangelium – Bazel, 25 september 1909

Nederlands Het Lukas Evangelie – vertaling A. Goedheer-de Keizer (blz.197-198)

buddha-and-jesus

Eerder geplaatst op 25 december 2013  (3 reacties)

Boeddha en Christus

Misschien vindt men een tegenspraak tussen dit (Steiner spreekt hier over Boeddha en de leer van liefde en medelijden) en wat eerder is gezegd, omdat eerder werd gezegd dat het de missie van Christus was om de liefde te verspreiden. Maar als zoiets wordt gezegd, is het nodig om zeer aandachtig te luisteren. Het was de missie van Boeddha om de leer van medelijden en liefde te brengen; maar Christus is de kracht der liefde. Hij bracht de liefde zelf. Het is wat anders om de leer van iets te brengen dan om de zaak zelf te brengen. Juist doordat deze leer door Boeddha gebracht werd, was de mogelijkheid gegeven dat de kracht van liefde naar beneden stroomde en zichzelf openbaarde door dit hoge zonnewezen op aarde.

Bron: Rudolf Steiner – GA 117 – Die tieferen Geheimnisse des Menschheitswerdens im Lichte der Evangelien – Berlijn, 18 oktober 1909 (bladzijde 21-22)

Eerder geplaatst op 3 februari 2018   (2 reacties)

rudolf-steiner-boeddha-en-christus

Boeddha/Christus

De machten, de krachten die de mens weer omhoog brengen in de geestelijke wereld, zijn tweeërlei te verdelen: in die hem doen stijgen op de weg der wijsheid en in die hem doen stijgen op de weg van de moraliteit. De krachten nu, die vooral de verstandelijke vooruitgang bewerken, gaan alle uit van een u allen bekende belangrijke individualiteit uit de vierde Atlantische cultuurperiode. Namelijk de impuls voor de wijsheidsvolle ontwikkeling van de ziel gaat uit van Gautama Boeddha. Het is opmerkelijk dat juist de scherpzinnigste en belangrijkste gedachten, die in ons cultuurtijdperk gedacht zijn, uitgegaan zijn van Gautama Boeddha.

De tweede impuls die naast de Boeddha-impuls in de mensheidsevolutie voortwerkt, is de Christusimpuls, en deze impuls is het die in de toekomst de vooruitgang van de mensheid in moraliteit brengt. Daarom kan men zeggen: Hoewel de Boeddhaleer een bijzondere morele leer is, is het toch uitsluitend een morele leer, terwijl de Christusimpuls niet leer, maar kracht is. Het werkt als morele kracht, die steeds meer en meer zich zo ontplooit dat zij de mensheid werkelijk met moraliteit doordringt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Milaan, 21 september 1911 (bladzijde 47-48)

Eerder geplaatst op 12 april 2012