De doden hebben ook in zekere zin voedsel nodig

De doden hebben ook in zekere zin voedsel nodig, natuurlijk geen voedsel zoals de mensen hier op aarde nodig hebben, maar voedsel voor geest en ziel. Zoals wij mensen hier op aarde – als ik de volgende vergelijking mag gebruiken – onze zaadvelden moeten hebben voor het gedijen van de vruchten waarvan wij hier op aarde leven, zo ook moeten de zielen der doden zaadvelden hebben, waarop zij bepaalde vruchten kunnen oogsten die zij nodig hebben in de tijd tussen de dood en een nieuwe geboorte. Wanneer de helderziende blik de dode volgt, ziet hij, hoe de slapende mensenzielen de zaadbodem zijn voor de doden, voor de gestorvenen. 

Voor degene die dit voor het eerst in de geestelijke wereld schouwt, is dit gewis niet alleen verbazingwekkend, maar zelfs in de hoogste mate schokkend om te zien hoe de mensenzielen, die tussen de dood en een nieuwe geboorte leven, als het ware naar de slapende mensen toe ijlen en naar de gedachten en ideeën zoeken die in de slapende mensenzielen aanwezig zijn: want daarvan voeden zij zich, en aan dit voedsel hebben zij behoefte. 

Want wanneer wij ’s avonds inslapen, dan beginnen de ideeën en gedachten die tijdens onze waaktoestand door ons bewustzijn gegaan zijn, te leven, zij worden als het ware levende wezens. En de dode zielen snellen toe en tonen daarvoor belangstelling. Door de aanblik van deze gedachten voelen zij zich gevoed. 

Het heeft iets schokkends, wanneer men de helderziende blik richt op gestorven mensen die iedere nacht naar de slapenden toekomen – wij moeten daar zowel de vrienden als, en dat in het bijzonder, de bloedverwanten in aanmerking nemen – en zich als het ware willen laven aan, voeden met de gedachten en ideeën die de mensen meegenomen hebben in de slaap, en niets vinden, wat voor hen voedzaam is. Want er bestaat een groot verschil tussen ideeën en ideeën met betrekking tot onze slaaptoestand. 

Wanneer wij ons de ganse dag bezighouden met de materiële denkbeelden van het leven, wanneer wij de blik enkel richten op hetgeen er in de fysieke wereld gebeurt en wat er daar kan verricht worden, en wanneer wij niet éénmaal voor het inslapen een gedachte aan de geestelijke werelden hebben, maar integendeel in vele gevallen met andere zaken in ons hoofd dan met [spirituele] gedachten in slaap vallen, dan bieden wij de doden geen voedsel aan. – Ik ken streken in Europa, waar jonge lieden aan de hogescholen de gewoonte hebben om zich ’s avonds met het nodige kwantum bier in slaap te drinken. Dan worden er ideeën overgebracht, die voor hierboven van geen enkele waarde zijn. 

En wanneer de doden dan naderbij komen, vinden zij een leeg veld, en voor hen is dat dan iets zoals voor ons fysiek lichaam, wanneer er door onvruchtbaarheid op onze velden hongersnood uitbreekt. Vooral in onze tijd kan er veel zielehongersnood waargenomen worden in de geestelijke werelden, want de materialistische levenswijze heeft zich wel zeer verbreid. En tegenwoordig zijn er al veel mensen die het kinderachtig vinden om zich in te laten met gedachten aan de geestelijke wereld. Daardoor ontnemen zij de mensen het voedsel dat zij zouden moeten krijgen na de dood, daardoor ontnemen zij hun dit voedsel, dit zielevoedsel.

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt –  Bergen (Noorwegen), 10 oktober 1913 (bladzijde 329-331)

Overgenomen uit tijdschrift De Brug – Hoofdstuk Kamaloka – merkwaardigheden aldaar

Eerder geplaatst op 24 maart 2015  (25 reacties)

Wat de een zelfkastijding noemt, dat is voor de ander een groot plezier

Als iemand, die er een groot genoegen aan beleeft om elke avond naar het café chantant te gaan of zijn acht glazen bier te drinken, mensen ziet die in geestelijke beschouwingen vreugde vinden, dan zegt hij: Ze kastijden zichzelf. – Nee, kastijden zouden deze mensen zich als ze bij hem gingen zitten. Wie aan het café chantant en dergelijke plezier beleeft, die hoort daar, en het zou verkeerd zijn hem die vreugde te ontnemen. Gezond zou het alleen zijn als hij de zin daaraan verliest.

Men moet eraan werken om de genietingen, de bevredigingen te zuiveren. Niet omdat het hun een ongenoegen is, voegen de antroposofen zich bij elkaar om over hogere werelden te spreken, maar omdat het hun de hoogste lust is. Voor hen zou het een vreselijke ontzegging zijn om te gaan zitten kaart spelen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 56 – Die Erkenntnis der Seele und des Geistes – München, 5 december 1907 (bladzijde 219-220)

Eerder geplaatst op 5 maart 2012

Wat de een zelfkastijding noemt, dat is voor de ander een groot plezier

Als iemand, die er een groot genoegen aan beleeft om elke avond naar het café chantant te gaan of zijn acht glazen bier te drinken, mensen ziet die in geestelijke beschouwingen vreugde vinden, dan zegt hij: Ze kastijden zichzelf. – Nee, kastijden zouden deze mensen zich als ze bij hem gingen zitten. Wie aan het café chantant en dergelijke plezier beleeft, die hoort daar, en het zou verkeerd zijn hem die vreugde te ontnemen. Gezond zou het alleen zijn als hij de zin daaraan verliest. Men moet eraan werken om de genietingen, de bevredigingen te zuiveren. Niet omdat het hun een ongenoegen is, voegen de antroposofen zich bij elkaar om over hogere werelden te spreken, maar omdat het hun de hoogste lust is. Voor hen zou het een vreselijke ontzegging zijn om te gaan zitten kaart spelen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 56 – München 5 december 1907 (bladzijde 219-220)