Juist denken en juist oordelen is niet bepalend voor de werkelijkheid

In de buitenwereld, voor zover deze wereld vandaag wordt gedomineerd door de uiterlijke wetenschap, zal men, wanneer iemand spreekt over weten, over kennis, ongetwijfeld altijd zeggen: Ja, kennis, het moet altijd in de waarheid resulteren als men juiste oordelen heeft, als men het juiste gedacht heeft. Ik heb de laatste tijd, om te karakteriseren wat er grondig fout is in deze veronderstelling, – dat het altijd in kennis, in waarheid moet uitkomen, wanneer men juiste oordelen maakt -, een zeer eenvoudige vergelijking gebruikt, die ik hier opnieuw wil vertellen, waaruit blijkt dat het juiste niet hoeft te leiden naar de werkelijkheid.

Er was eens in een dorp een jongetje dat altijd door zijn ouders werd gestuurd om broodjes te halen. Hij kreeg altijd tien Kreuzer (vroegere munt) mee en hij  kreeg daar zes broodjes voor. Als je één broodje kocht, kostte het twee Kreuzer. Maar hij bracht dus altijd zes broodjes mee naar huis voor tien Kreuzer. De kleine jongen was niet erg goed in rekenen en hij bekommerde er zich niet om of het wel klopt dat hij altijd tien Kreuzer meekrijgt, hoewel een broodje twee Kreuzer kost en hij toch voor zijn tien Kreuzer zes broodjes mee naar huis krijgt. 

Maar toen kreeg hij een soort pleegbroer. Vanuit een andere plaats werd een jongen in hetzelfde huis ondergebracht, een knaap van ongeveer dezelfde leeftijd,die echter een goede rekenaar was. Die zag nu dat zijn nieuwe kameraad naar de bakker ging, dat hij tien Kreuzer meekreeg; zijn pleegbroer wist dat een broodje twee Kreuzer kost en hij zei: Dus moet je vijf broodjes mee naar huis krijgen. Hij kon goed rekenen en hij dacht het juiste: Eén broodje kost twee Kreuzer, tien Kreuzer krijgt hij mee, dus zal hij zeer zeker vijf broodjes mee naar huis nemen. Maar zie, hij kwam met zes. Daarop zei de goede rekenaar: Maar dat is helemaal verkeerd, je kunt, omdat een broodje twee Kreuzer kost en je tien Kreuzer heb meegekregen, onmogelijk zes broodjes meekrijgen, want voor 10 Kreuzer krijg je maar vijf broodjes van twee Kreuzer. Men moet zich vergist hebben of je hebt een broodje gejat – dat wil zeggen gestolen. Maar zie, op de tweede dag bracht de jongen opnieuw zes broodjes mee voor tien Kreuzer. Het was namelijk in die plaats gebruikelijk dat men bij vijf altijd één er bij kreeg, zodat men inderdaad, wanneer men vijf broodjes kocht voor tien Kreuzer, er zes kreeg. Het was een zeer aangename gewoonte voor de klanten.

Welnu, de goede rekenaar heeft zeer juist gedacht, hij heeft helemaal geen fout gemaakt in zijn denken, maar met de werkelijkheid kwam dit juiste denken niet overeen. We moeten toegeven dat het juiste denken de werkelijkheid niet bereikt, omdat de werkelijkheid zich nu eenmaal niet richt naar het juiste denken. Ziet u, zoals het in dit geval is, zo kan worden aangetoond dat in feite bij de meest gewetensvolle, complexe ideeën, die alleen logisch kunnen worden uitgedacht, het juiste naar buiten kan komen, maar afgemeten aan de werkelijkheid kan het geheel en al fout zijn. Dat kan altijd het geval zijn. Daarom is nooit enig vanuit het denken gewonnen bewijs bepalend voor de werkelijkheid, nooit.

Bron: Rudolf Steiner – GA 134 – Die Welt der Sinne und die Welt des Geistes – Hannover, 27 december 1911 (bladzijde 16-17)

Eerder geplaatst op 20 januari 2019 

0001147_bruine-zachte-broodjes_600

Eenzijdigheid is de grootste vijand van alle levensbeschouwingen

De waarheid van een gedachte op zijn gebied zegt nog niets over de algemene geldigheid van een gedachte. Een gedachte kan heel goed op zijn gebied juist zijn; maar daardoor wordt niets uitgemaakt over de algemene geldigheid van de gedachte. Bewijst men daarom het een of ander, en bewijst men het nog zo juist, toch kan het onmogelijk zijn om dit bewijs op een gebied toe te passen waarop het niet thuishoort. Het is daarom noodzakelijk dat degene die zich serieus met de wegen wil bezighouden, die naar een wereldbeschouwing leiden, er zich vóór alles mee bekend maakt dat eenzijdigheid de grootste vijand van alle levensbeschouwingen is en dat het bovenal nodig is om eenzijdigheid te vermijden. Eenzijdigheid moeten we vermijden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 151 – Der menschliche und der kosmische Gedanke – Berlijn, 21 Januari 1914 (bladzijde 34-35)

Eerder geplaatst op 13 oktober 2016

Daarvan kan men niets weten

Het is voor veel mensen moeilijk om zichzelf te zeggen: er is nog een gebied waarvan men misschien wat ervaren kan, als men zich in bepaalde ideeën en onderzoekingen verdiept. Het is veel gemakkelijker voor deze mensen om te zeggen: Dat is een gebied waarvan alle mensen niets weten – omdat zij zelf nog niets daarvan weten. Alleen, dat men van het een of ander zelf niets weet, dat is nog geen bewijs dat men daarvan niets kan weten, hoewel deze conclusie merkwaardig vaak getrokken wordt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 072 – Freiheit Unsterblichkeit Soziales Leben – Bazel, 19 oktober 1917  (bladzijde 69-70)

Eerder geplaatst op 25 januari 2014

Daarvan kan men niets weten

Het is voor veel mensen moeilijk om zichzelf te zeggen: er is nog een gebied waarvan men misschien wat ervaren kan, als men zich in bepaalde ideeën en onderzoekingen verdiept. Het is veel gemakkelijker voor deze mensen om te zeggen: Dat is een gebied waarvan alle mensen niets weten – omdat zij zelf nog niets daarvan weten. Alleen, dat men van het een of ander zelf niets weet, dat is nog geen bewijs, dat men daarvan niets kan weten, hoewel deze conclusie merkwaardig vaak getrokken wordt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 072 – Freiheit Unsterblichkeit Soziales Leben – Bazel, 19 oktober 1917  (bladzijde 69-70)

Eerder geplaatst op 21 december 2011

Angst voor het nieuwe en onbekende

We beleven het elke dag dat eigenlijk in de zielen van de mensen de vrees voor het nieuwe, onbekende zit. Zij komen en zeggen: ‘Wat ons daar gebracht wordt, dat is immers in tegenspraak met, zoals men bewijzen kan, de zekere wetenschappelijke resultaten.’ Vaak treedt zo’n verondersteld bewijs potdicht op, zodat men er met betrekking tot zijn gedachtensamenstelsel nauwelijks aan ontkomen kan. Maar deze gedachtensamenstellingen zijn niets anders als een aangenaam masker, waarin zich de angst voor het nieuwe, onbekende kleedt. En omdat het eigenlijk zo mooi is om tegen zichzelf te kunnen zeggen: Men kan iets logisch bewijzen, alle argumenten spreken dat nieuwe tegen -, maskeert men ook tegelijkertijd dat men voor het nieuwe angst heeft, een angst die wanneer men hem in zijn ware vorm zou zien, men zich zou schamen. Zelfs veel wat tegenwoordig met schijnbaar wetenschappelijke gegrondheid, met schijnbaar strenge logica optreedt, is niets anders dan het masker van innerlijke vrees voor het nieuwe, onbekende.

Bron: Rudolf Steiner – GA 77b – Kunst und Anthroposophie, Der Goetheanum-Impuls – Dornach, 21 augustus 1921 (bladzijde 18)

Eerder geplaatst op 12 november 2011