Over de demon Sorat

We naderen nu de op handen zijnde periode van de derde 666 jaar: 1998. Aan het einde van deze eeuw komen we bij het punt waar Sorat weer uit de afgronden van de evolutie het sterkste zijn kop opsteken zal, waarbij hij de tegenstander van de verschijning van Christus zal zijn, die de daartoe voorbereide mensen al in de eerste helft van de twintigste eeuw zullen hebben doordat de etherische Christus zichtbaar wordt. Het zal enkel nog een twee derde aantal jaren van deze eeuw duren tot Sorat op machtige wijze zijn porem (Duits: Haupt) verheffen zal. […]

En nog voor het einde van deze eeuw zal hij zich doen blijken, doordat hij in talrijke mensen zal komen als het wezen van wie ze bezeten zijn. Men zal mensen voor de dag zien komen, van wie men niet zal kunnen geloven dat het werkelijk mensen zijn. Ze zullen zich ook uiterlijk op een eigenaardige wijze ontwikkelen. Ze zullen uiterlijk felle, sterke naturen zijn met woedende trekken, vernietigingszucht in hun emoties. Ze zullen een gelaat dragen waarin men uiterlijk een soort dierlijk gezicht zal zien. De Soratmensen zullen ook uiterlijk herkenbaar zijn, ze zullen op de vreselijkste manier niet alleen alles bespotten, maar ook alles bestrijden en in de afgrond storten willen, wat van spirituele aard is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 346 – Vorträge und Kurse über christlich-religiöses Wirken – V – Apokalypse und Priesterwirken – Dornach, 12 september 1924 (bladzijde 122)

Portraits of Rudolf Steiner 0001

Eerder geplaatst op 15 juni 2017 (6 reacties)

Het is niet bijzonder moeilijk om veel op dit gebied te bespotten

Men heeft het werkelijk niet nodig zijn verstand bijzonder in te spannen om schijnbare weerleggingen te vinden voor beweringen die de onderzoeker doet over bijzondere samenhangen tussen de afzonderlijke aardelevens van de mensen. Ja, het is ook niet bijzonder moeilijk om veel op dit gebied te bespotten, aangezien het toch tot de “verborgen diepten van het bestaan” behoort en het er ten opzichte van het gangbare denken gemakkelijk zonderling uit kan zien.

Als bijvoorbeeld de geesteskenner zegt: het komt voor dat een mens in een aardeleven zwakzinnig of krankzinnig (Duits: idiotisch) was, zich echter juist door zijn ervaringen als krankzinnige, waarop hij na de dood terugblikt, zich voor een volgend aardeleven de krachten eigenmaakt voor een filantropisch genie, dan zullen mensen met een bepaalde gezindheid om zo’n bewering natuurlijk lachen en er de spot mee drijven; wie echter door een blik op het ware geesteswetenschappelijke onderzoek en de daarmee noodzakelijk samenhangende gevoelsstemming van de onderzoeker, een begrip krijgt voor de diepe ernst, waarop een dergelijke uitspraak gebaseerd is, van de geestelijke arbeid, waarmee men zo’n uitspraak aan de ziel ontworstelt (Duits: abringt), die zal het lachen en de spot vergaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 35 – Philosophie und Anthroposophie, Gesammelte Aufsätze 1904 – 1923  (bladzijde 165) 

Eerder geplaatst op 20 juni 2014 

Over de demon Sorat

We naderen nu de op handen zijnde tijdperiode van de derde 666: 1998. Aan het einde van deze eeuw komen we bij het punt waar Sorat weer uit de afgronden van de evolutie het sterkste zijn kop opsteken zal, waarbij hij de tegenstander van de verschijning van Christus zal zijn, die de daartoe voorbereide mensen al in de eerste helft van de twintigste eeuw zullen hebben door de zichtbaarwording van de etherische Christus. Het zal enkel nog tweederde van deze eeuw duren tot Sorat op machtige wijze zijn porem (Duits: Haupt) verheffen zal. […]

En nog voor het einde van deze eeuw zal hij zich doen blijken, doordat hij in talrijke mensen zal komen als het wezen van wie ze bezeten zijn. Men zal mensen voor de dag zien komen, van wie men niet zal kunnen geloven dat het werkelijk mensen zijn. Ze zullen zich ook uiterlijk op een eigenaardige wijze ontwikkelen. Ze zullen uiterlijk felle, sterke naturen zijn met woedende trekken, vernietigingszucht in hun emoties. Ze zullen een gelaat dragen waarin men uiterlijk een soort dierlijk gezicht zal zien. De Soratmensen zullen ook uiterlijk herkenbaar zijn, ze zullen op de vreselijkste manier niet alleen alles bespotten, maar ook alles bestrijden en in de afgrond storten willen, wat van spirituele aard is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 346 – Vorträge und Kurse über christlich-religiöses Wirken – V – Apokalypse und Priesterwirken – Dornach, 12 september 1924 (bladzijde 122)

Eerder geplaatst op 19 juni 2016 

De weldaad van het karma (2-slot)

Als de mogelijkheid om boven de fouten uit te stijgen er niet zou zijn, dan zou de mens tenslotte in zijn fouten verzinken. Daarom is de weldaad van het karma gekomen. Wat betekent deze weldaad voor de mensen? Is karma iets waarvoor de mens bevreesd zou moeten zijn, waarvoor de mens zou moeten huiveren? Nee! Karma is een macht waarvoor de mens eigenlijk de wereldordening dankbaar zou moeten zijn. Want karma zegt ons: Heb je een fout begaan – God laat zich niet bespotten! Wat je gezaaid hebt, moet je ook oogsten. Deze fout veroorzaakt dat je hem verbeteren moet; dan heb je hem uit je karma verdelgd en kan je weer een stuk voorwaarts gaan. Zonder karma zou onze vooruitgang in de menselijke levensloop onmogelijk zijn. Karma bewijst ons de weldaad, dat wij elke fout weer goed moeten maken, dat wij alles wat wij verkeerd (Duits: rückwarts) gedaan hebben, weer teniet moeten doen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 107 – Geisteswissenschaftliche Menschenkunde – Berlijn 22 maart 1909 (bladzijde 246)