Intellectuele bescheidenheid

We zouden met intellectuele bescheidenheid moeten toegeven dat we de wereld niet kunnen doorzien met datgene waarmee we geboren zijn. En dan toegeven dat er manieren kunnen zijn voor zelfontplooiing, voor ontwikkeling van innerlijke krachten in de mens, die wel in staat zijn om te zien wat geest en ziel is in wat anders alleen aanwezig is voor de zintuigen. 

En dat dit in de praktijk mogelijk is, dat is wat de genoemde geschriften willen laten zien. Dit moet vandaag naar voren moet worden gebracht om de reden dat het intellectualisme dat in de loop van de laatste eeuwen in de ontwikkeling van de mensheid is ontstaan, niet in staat is het leven werkelijk te beheersen (Duits: zu meistern)

Het intellectualisme is in staat door te dringen in een gebied van dit leven, in het gebied van de levenloze natuur, maar het moet onderuitgaan (Duits: straucheln) tegenover de menselijke werkelijkheid zelf, met name de sociale werkelijkheid.

Bron: Rudolf Steiner – GA 332a – Soziale  Zukunft – Zürich, 28 oktober 1919 (bladzijde 124)

Rudolf_Steiner_um_1891

1891 – door Otto Fröhlich

Belangrijke taak

Steeds opnieuw kunnen we ons voor de geest halen (Duits: vor die Seele führen), hoe noodzakelijk het is om te ervaren, te voelen, dat het handjevol mensen dat vandaag de dag midden in de materialistische wereld leeft en dat door zijn karma geleid wordt naar het bevatten van de belangrijkste mensheidstaak voor de toekomst, dat deze kleine groep mensen door hun zielenleven belangrijke, zeer belangrijke dingen te volbrengen hebben. 

Zonder hoogmoedig te zijn, moeten we inzien, in alle deemoed en bescheidenheid, hoe groot het verschil is tussen een ziel, die zich langzamerhand inleeft (Duits: hineinfindet) in de geestelijke wereld en alle er buitenstaande mensen, die in de huidige tijd geen idee hebben, maar vooral geen idee willen hebben van geestelijke zaken. Het moet voor ons niet alleen een mismoedig (Duits: jammervoll), pijnlijk gevoel zijn, maar het moet voor ons een gevoel worden dat ons aanspoort altijd verder en verder te werken, en trouw te werken in de stroming van de geesteswetenschap, waarheen we door ons karma, ons lot gevoerd zijn.

Bron: Rudolf Steiner- GA 168 – Die Verbindung zwischen Lebenden und Toten – Leipzig, 22 februari 1916 (bladzijde 89)

Eerder geplaatst op 3 december 2016

Bescheidenheid

Men weet zeer goed, juist dan, wanneer men begint iets van de geestelijke wereld te weten, hoe weinig men eigenlijk weet. Het valt niet te vrezen dat de geestelijke kenners bijzonder hoogmoedig worden. Degenen die over de geestelijke wereld in frasen spreken, die over de geest praten, zonder dat ze er iets van weten, die over de geest praten in louter filosofische beschouwingen, die kunnen hoogmoedig worden. Maar degenen die in de geestelijke werelden doordringen, die weten tevens hoe klein ze zijn als mensen tegenover deze geestelijke wereld, en ze weten waarlijk dat ze noch hoogmoedig noch eigenwijs zullen worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 329 – Die Befreiung des Menschenwesens als Grundlage für eine soziale Neugestaltung – Bern, 6 november 1919 (bladzijde 278-279)

 Eerder geplaatst op 18 juni 2016  (12 reacties)

Hoe meer inzicht de mens verkrijgt, hoe bescheidener hij wordt  

Degene die niet in volledige onbescheidenheid gelooft dat zijn wijsheid de som van alle wijsheid is, dat zijn oordeelskracht de hoogste oordeelskracht voorstelt, die zal spoedig kunnen bemerken dat er andere mensen naast hem zijn, die meer wijsheid en oordeelsvermogen hebben (dan hijzelf), en hij zal naar dezen luisteren, zal zich door hen onderrichten laten. Hij zal, als hij enig inzicht wint, ertoe komen zich te zeggen: Ik heb nog de weg te gaan, die anderen al gegaan zijn. Hoe meer inzicht de mens verkrijgt, hoe bescheidener hij wordt in deze richting. Des te duidelijker wordt het voor hem hoeveel hij nog heeft te leren en des te meer is hij dan geneigd om degenen te vinden die hem iets van hun hoogte, die hij nog niet bereikt heeft, te zeggen hebben. Als iemand denkt van niemand iets te kunnen leren, dan is dat een zeker bewijs dat hij niet ver gevorderd is. Hoe meer een mens gevorderd is, hoe meer hij komt tot een zeker weten dat de mensen op verschillende trappen van ontwikkeling staan en dat er in alle tijden mensen zijn geweest, die spirituele leiders van de mensheid geweest zijn, welke in de ontwikkeling hun medebroeders vooruitgelopen waren, de hoogst ontwikkelden, de meest vergevorderden van de mensheid.

Bron: Rudolf Steiner – GA 264 – Zur Geschichte und aus den Inhalten der ersten Abteilung der Esoterischen Schule 1904 – 1914 (bladzijde 353-354)

Eerder geplaatst op 15 januari 2015

Kennis/Bescheidenheid

Als de mens altijd alleen maar denkt aan wat hij kan, dan verspert hij zich eigenlijk alle wegen naar kennis. Het pad naar kennis begint in feite ermee dat men in de bescheidenste wijze zich duidelijk maakt, wat men allemaal niet kan en wat toch moet gebeuren in de wereld (Duits: Weltendasein).

Bron: Rudolf Steiner – GA 236 –  Esoterische Betrachtungen karmischer Zusammenhänge – deel 2 – Dornach, 9 mei 1924 (bladzijde 117)

Eerder geplaatst op 2 oktober 2014