Ziekte en Dood

We moeten ook voor een ziekte die eindigt met de dood dankbaar zijn, omdat het ons de mogelijkheid geeft om ons leven een stap hoger te brengen tussen dood en wedergeboorte, door de krachten en ervaringen op te doen die alleen tussen dood en geboorte rijpen kunnen. […]

We kunnen dankbaar zijn voor een ziekte die met een genezing eindigt,  omdat we daardoor sterker geworden zijn in ons innerlijk; en we kunnen dankbaar zijn voor een ziekte die eindigt in de dood, omdat we weten: Wanneer we naar een hoger niveau stijgen in het leven tussen dood en wedergeboorte, zal de dood voor ons oneindig belangrijk zijn, en we hebben dan geleerd dat ons lichaam niet zo mag zijn als we het weer hervormen (Duits: aufbauen). En we zullen de beschadigingen vermijden waarin we gefaald hebben. (Duits: Und  wir werden  jene  Schädigungen  vermeiden,  an  denen  wir gescheitert  sind.)

Bron: Rudolf Steiner – GA 59 – Metamorphosen  des  Seelenlebens / Pfade  der  Seelenerlebnisse – Berlin, 3 maart 1910 (bladzijde 165-166)

Blindheid

We moeten alles wakker roepen wat de mensen doet begrijpen wat er in het leven eigenlijk moet gebeuren om dat leven te laten doorgaan. Zonder die dingen leeft de mens in feite altijd in een hem onbekende omgeving.

Het is immers de karakteristiek, de misdadige karakteristiek van onze tijd dat de mens in een hem volkomen onbekende omgeving leeft. Ga maar eens een straat op waar een tram rijdt, kijk eens naar de mensen die daar op de tram staan te wachten en vraag u eens af hoeveel van hen er weten hoe die tram wordt voortbewogen, hoe de natuurkrachten werken om die tram in beweging te krijgen. Jazeker, geloof maar dat dat een innerlijke werking heeft op de konstitutie van de mens: op geest, ziel en lichaam! Het maakt een groot verschil of je door het leven gaat en daarbij tenminste de basis-elementen kent van de dingen waarmee je leeft, of dat je die niet kent. Gebruik maken van verkeersmiddelen of andere middelen zonder de basis-elementen ervan te kennen, betekent voor het ziele-geest-wezen: blind zijn. Net zoals een blinde door de wereld gaat zonder de lichtwerkingen te kennen, zo bewegen de mensen zich tegenwoordig blind door de hen omringende cultuur, omdat ze niet kunnen zien, omdat ze niet de mogelijkheid hebben gekregen de dingen te begrijpen. Dat is een defekt in ziel en geest. Dat zijn de beschadigingen die in de mensheid optreden: de blindheid van de mensen voor wat betreft de dingen die om hen heen zijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 302 – Menschenerkenntnis und Unterrichtsgestaltung – Stuttgart, 16 Juni 1921 (bladzijde 85-86)

Overgenomen uit Menskunde en opvoeding /Voordracht 5 – Stuttgart, 16 Juni 1921 (bladzijde 85-86). Vertaling Bart Muijres

P.S. We moeten ons nu zeker ook al schuldig voelen omdat we niet weten hoe een tram werkt. Eerlijk gezegd weet ik het ook niet en ik ben nog niet eens de meest ontechnische persoon ter wereld. Op de Ulo hadden we vroeger bij een leraar een zogenaamd vragenuurtje. Dan mocht je geheel willekeurig iets vragen. Ik vroeg toen hoe een fietsdynamo werkte. Het leukste meisje van de klas liet toen een hartgrondig ‘gadverdamme’ horen. Waarmee ik maar zeggen wil: niet iedereen, of beter gezegd bijna niemand heeft veel interesse voor dergelijke wat Steiner noemt basiselementen van het leven. Om nu te zeggen dat dit een misdadige karakteristiek van onze tijd is, gaat mij te ver.