Berouw

De mensen beschouwen het als ik weet niet wat voor grote daad, wanneer ze berouw hebben over een handeling. Maar dat is niet het beste wat je met een handeling kunt doen. Want het berouw berust dikwijls op puur egoïsme. Men had iets beter willen doen om een beter mens te zijn. Dat is egoïstisch. Maar ons streven wordt pas bevrijd van egoïsme, wanneer men niet de al uitgevoerde handeling beter gedaan wenst te hebben, maar wanneer men er veel grotere waarde aan hecht dezelfde handeling de volgende keer beter uit te voeren. Dit voornemen, deze inspanning om iets volgende keer beter te doen – dat is het hoogste en niet het berouw.

Bron: Rudolf Steiner – GA 293 – ALLGEMEINE MENSCHENKUNDE ALS GRUNDLAGE DER PÄDAGOGIK – Stuttgart, 25 augustus 1919 (bladzijde 69)

Eerder geplaatst op 11 februari 2018  (1 reactie)

hqdefault

Ketters

Velen geloven zich echte Christenen te mogen noemen en de anderen, bijvoorbeeld antroposofische christenen, ketters. Men moet daartoe weinig christelijk gevoel hebben. Het mag misschien wel geoorloofd zijn om te vragen: Is het dan werkelijk christelijk om te denken dat ik alles doen kan en dat Christus alleen in de wereld is gekomen, om dat alles van mij weg te nemen, om mij mijn zonden te vergeven, zodat ik met mijn karma, met mijn zonden niets meer van doen heb? 

Ik denk dat op zo’n manier van denken een ander woord meer van toepassing is dan het woord “christelijk”; misschien zou het woord “gemakkelijk” beter zijn dan het woord “christelijk”. Gemakkelijk zou het in ieder geval zijn als men alleen berouw zou moeten hebben, en dat daardoor alles, wat men in de wereld misdaan heeft, uitgewist zou zijn voor zijn gehele latere karma.

easyway

Bron: Rudolf Steiner – GA 155 – CHRISTUS UND DIE MENSCHLICHE SEELE – Norrköping, 15 juli 1914 (bladzijde 190)

Eerder geplaatst op 6 januari 2017 (1 reacties)

Terugblikoefening

Elke dag is een terugblik te oefenen op de ervaringen van de persoonlijkheid op de dag. Men houdt zichzelf de belangrijkste ervaringen voor, die men gedurende de dag beleefd heeft, en de wijze waarop men zich hierbij gedragen heeft. Dat alles gebeurt vanuit het gezichtspunt dat men van het leven leren wil. Hoe kan ik een zaak, die ik vandaag gedaan heb, beter doen? Zulke vragen legt men zich voor. Men maakt zich daardoor niet stomp tegenover lust en leed. Integendeel, men wordt fijner gevoelig. Maar men blijft niet hangen aan de zorgen en spijt over wat men gedaan heeft, maar men verandert deze in het voornemen alles in de toekomst beter te doen. Men wordt zijn eigen bouwmeester. Zoals deze niet berouwvol voor een huis, dat hij gebouwd heeft, gaat staan en klaagt dat het niet beter is, maar de ervaringen die hij door het minder goede opdoet, gebruikt voor een volgende bouw, zo doet ook de mens tegenover zichzelf. In berouw en zorgen gaat onze persoonlijkheid ten onder; door leren stijgt zij opwaarts. Spijt en bezorgdheid zijn van geen nut; de tijd die we daarvoor gebruiken, moeten we voor een ontwikkeling omhoog gebruiken. Het geheel hoeft niet meer dan drie tot vier minuten in beslag te nemen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 264 – Oefening gegeven door Steiner aan Adolf Arenson – Stuttgart, april 1904 (bladzijde 158)

Eerder geplaatst op 30 mei 2016

Berouw

De mensen beschouwen het als ik weet niet wat voor grote daad, wanneer ze berouw hebben over een handeling. Maar dat is niet het beste wat je met een handeling kunt doen. Want het berouw berust dikwijls op puur egoïsme. Men had iets beter willen doen om een beter mens te zijn. Dat is egoïstisch. Maar ons streven wordt pas bevrijd van egoïsme, wanneer men niet de al uitgevoerde handeling beter gedaan wenst te hebben, maar wanneer men er veel grotere waarde aan hecht dezelfde handeling de volgende keer beter uit te voeren. Dit voornemen, deze inspanning om iets volgende keer beter te doen – dat is het hoogste en niet het berouw.

Bron: Rudolf Steiner – GA 293 – ALLGEMEINE MENSCHENKUNDE ALS GRUNDLAGE DER PÄDAGOGIK – Stuttgart, 25 augustus 1919 (bladzijde 69)

Eerder geplaatst op 2 oktober 2015

Ketters

Velen geloven zich echte Christenen te mogen noemen en de anderen, bijvoorbeeld antroposofische christenen, ketters. Men moet daartoe weinig christelijk gevoel hebben. Het mag misschien wel geoorloofd zijn om te vragen: Is het dan werkelijk christelijk om te denken dat ik alles doen kan en dat Christus alleen in de wereld is gekomen, om dat alles van mij weg te nemen, om mij mijn zonden te vergeven, zodat ik met mijn karma, met mijn zonden niets meer van doen heb? Ik denk dat op zo’n manier van denken een ander woord meer van toepassing is dan het woord “christelijk”; misschien zou het woord “gemakkelijk” beter zijn dan het woord “christelijk”. Gemakkelijk zou het in ieder geval zijn als men enkel berouw zou moeten hebben, en dat daardoor alles, wat men in de wereld misdaan heeft, uitgewist zou zijn voor zijn gehele latere karma.

Bron: Rudolf Steiner – GA 155 – CHRISTUS UND DIE MENSCHLICHE SEELE – Norrköping, 15 juli 1914 (bladzijde 190)

Eerder geplaatst op 30 november 2015