Belevenissen zetten zich om in vermogens, vaardigheden en talenten

De wijze waarop de ervaringen hier op aarde verwerkt worden, is zodanig dat slechts een zeer gering deel uit deze ervaringen meegenomen wordt; uit iedere gebeurtenis zou men veel meer kunnen halen. Denk bijvoorbeeld eens aan hoe men schrijven geleerd heeft. Dat ging gepaard met een verscheidenheid aan ervaringen. Deze belevenissen ballen zich als het ware tot een enkel vermogen samen, de vaardigheid van het schrijven. Wat zich eerst uiterlijk in de wereld heeft afgespeeld, verandert in een vaardigheid. In alle ervaringen is een dergelijke mogelijkheid, een dergelijke gelegenheid besloten: ze kunnen zich later in bekwaamheden, talenten omzetten.

Na de dood vindt een dergelijke omzetting plaats. Als de mens dan weer geboren wordt, verschijnt dan veel als talent, als aanleg. Dat is in het devachan het basisgevoel: dat alle belevenissen zich transformeren tot vermogens, bekwaamheden. Dat geeft het gevoel van gelukzaligheid. Een stroom van geluk doortrekt dan de mensen. Al het creëren (Duits: hervorbringen) voelt een wezen als gelukzaligheid. De verhoudingen die zich in de wereld gesponnen hebben, zijn in het devachan veel intensiever dan hier op aarde. De beperkingen van ruimte en tijd vallen weg. Men kan in deze wereld in feite in andere mensen opgaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 96 – Ursprungsimpulse der Geisteswissenschaft – Berlijn, 22 oktober 1906 (bladzijde 182-183)

Eerder geplaatst op 22 maart 2014

De oorspronkelijke goedheid van de mens

Overal is de verbetering van een mens erin gelegen dat we zijn geestelijke dwalingen en fouten wegnemen (Duits: geistige Verirrung wegschaffen). En wat is daarvoor nodig? Vat u nu wat ik u verteld heb in een basisgevoel samen. Laat de feiten spreken, laat uw gevoelens en gemoed spreken en probeert u dit in een fundamenteel gevoel samen te vatten, dan zult u uzelf zeggen: Wat heeft de mens nodig in zijn gedrag tegenover mensen? Dat is dat hij geloof heeft aan de oorspronkelijke goedheid van de mensen en van iedere menselijke natuur! Dat is het eerste dat we moeten zeggen als we in woorden over moraal willen spreken, dat het onmetelijk goed is wat in de basis in de menselijke natuur  aanwezig is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 155 – THEOSOPHISCHE MORAL – Norrköping, 29 mei 1912 (bladzijde 102-103)

Belevenissen zetten zich om in vermogens, vaardigheden en talenten

De wijze waarop de ervaringen hier op aarde verwerkt worden, is zodanig dat slechts een zeer gering deel uit deze ervaringen meegenomen wordt; uit iedere gebeurtenis zou men veel meer kunnen halen. Men herinnere zich bijvoorbeeld, hoe men schrijven geleerd heeft. Dat ging gepaard met een verscheidenheid aan ervaringen. Deze belevenissen ballen zich als het ware tot een enkel vermogen samen, de vaardigheid van het schrijven. Wat zich eerst uiterlijk in de wereld heeft afgespeeld, verandert in een vaardigheid. In alle ervaringen is een dergelijke mogelijkheid, een dergelijke gelegenheid besloten: zij kunnen zich later in bekwaamheden, talenten omzetten. Na de dood vindt een dergelijke omzetting plaats. Als de mens dan weer geboren wordt, verschijnt dan veel als talent, als aanleg. Dat is in het devachan het basisgevoel: dat alle belevenissen zich transformeren tot vermogens, bekwaamheden. Dat geeft het gevoel van gelukzaligheid. Een stroom van geluk doortrekt dan de mensen. Al het creëren (Duits: hervorbringen) voelt een wezen als gelukzaligheid. De verhoudingen die zich in de wereld gesponnen hebben, zijn in het devachan veel intensiever dan hier op aarde. De beperkingen van ruimte en tijd vallen weg. Men kan in deze wereld in feite in andere mensen opgaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 96 – Berlijn 22 oktober 1906 (bladzijde 182-183)