Levenswijsheid/Levenspraktijk

Door te kijken naar wat hier wordt beschreven, is het gemakkelijk in te zien dat het werkelijk niet om iets gaat dat slechts theoretisch is, maar iets wat de hele mens raakt, want ik heb vandaag juist die inzichten naar voren gebracht die direct op de mens zelf betrekking hebben.

Zeker, niet iedereen kan een spiritueel onderzoeker zijn, net zomin als iedereen chemicus of astronoom kan zijn. Maar met het gezonde verstand is volstrekt te begrijpen wat astronomie, chemie, fysica leren. Net zo is met het gezonde mensenverstand te begrijpen wat de geestelijke onderzoeker uit de diepten van de menselijke ziel naar boven haalt, als men alleen maar niet de dingen voor zichzelf dichtmetselt door wetenschappelijke vooroordelen. Dan echter, als het omhooggehaald en tot levenswijsheid wordt, dan wordt het ook levenspraktijk.

En ik wil, omdat ik er niet van houd in algemene abstracties te spreken, aan de hand van concrete voorbeelden laten zien hoe deze dingen tot levenspraktijk worden, als ze in de mensen stromen doordat hij zich doordringt met de inzichten van de antroposofische geesteswetenschap.

Bron: Rudolf Steiner – GA 255b – Die Anthroposophie und ihre Gegner – Stuttgart, 4 januari 1921 (bladzijde 279)

Kort fragment uit Mijn Levensweg van Rudolf Steiner

Bij Wiener-Neustadt en verder in de richting van Stiermarken gaan de bergen over in de laagvlakte, waar de Leitha doorheen stroomt. Op de helling van een berg lag een klooster van de redemptoristen. Op mijn wandelingen ontmoette ik de monniken dikwijls. Ik weet nog, hoe ik er naar verlangde dat ze me zouden aanspreken. Ze deden het nooit. En zo hield ik van zo’n ontmoeting alleen maar een vage, hoewel plechtige indruk over, die me steeds lang bijbleef. In mijn negende jaar vatte de gedachte bij mij post, dat er met de opgaven van deze monniken belangrijke zaken verbonden moesten zijn, die ik zou moeten leren kennen. Ook op dit punt moest ik veel onbeantwoorde vragen in mij omdragen. Ja, door deze vragen over alle mogelijke dingen was ik als jongen heel eenzaam.

Bron: Nederlandstalige uitgave van Mijn Levensweg (Uitgave 1981, Vrij Geestesleven) – Vertaling: W.A.C. Labberté

Duitstalig: GA 28Mein Lebensgang

Let wel: Op deze leeftijd van negen jaar had Steiner al helderziende ervaringen. Daarover spreekt hij in dit boek niet. Maar in een voordracht uit 1913 vertelt hij over de zelfmoord van een familielid, van wie hij de overleden ziel zag. Over deze ervaringen sprak hij echter met niemand. Daarover zegt hij in die voordracht: ‘Er was niemand in zijn familie met wie hij hierover kon spreken, want hij zou toen reeds de grofste woorden over zijn dom bijgeloof hebben moeten slikken.

Op ongeveer dezelfde leeftijd bestudeerde hij tegelijkertijd met de grootste interesse geometrie en astronomie. Het is eigenlijk ongelooflijk over hoeveel kracht en rijpheid en uitzonderlijke begaafdheid hij reeds als kind van acht, negen jaar beschikte.

Eerder geplaatst op 13 maart 2012

Leraar/Leerling

Wie niet het zekere weten in zich draagt dat hij zo nuchter, zo “wetenschappelijk” denken kan als de meest nuchtere astronoom of planten- en dierenonderzoeker, die zou in dingen van het spirituele leven, in bovenzinnelijke inzichten alleen een lerende, geen leraar, mogen zijn. […] Niemand zou leraar moeten willen zijn die niet het meest nuchtere verstand en de strengste wetenschappelijke discipline uitoefenen kan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – Gesammelte Aufsätze – 1903 (bladzijde 35)

Korte fragmenten uit Mijn Levensweg van Rudolf Steiner (1)

Bij Wiener-Neustadt en verder in de richting van Stiermarken gaan de bergen over in de laagvlakte, waar de Leitha doorheen stroomt. Op de helling van een berg lag een klooster van de redemptoristen. Op mijn wandelingen ontmoette ik de monniken dikwijls. Ik weet nog, hoe ik er naar verlangde dat ze me zouden aanspreken. Ze deden het nooit. En zo hield ik van zo’n ontmoeting alleen maar een vage, hoewel plechtige indruk over, die me steeds lang bijbleef. In mijn negende jaar vatte de gedachte bij mij post, dat er met de opgaven van deze monniken belangrijke zaken verbonden moesten zijn, die ik zou moeten leren kennen. Ook op dit punt moest ik veel onbeantwoorde vragen in mij omdragen. Ja, door deze vragen over alle mogelijke dingen was ik als jongen heel eenzaam.

Bron: Nederlandstalige uitgave van Mijn Levenswegbladzijde 14 (Uitgave 1981, Vrij Geestesleven)

Duitstalig: GA 28Mein Lebensgang

Let wel: Op deze leeftijd van acht, negen jaar had Steiner al helderziende ervaringen. Daarover spreekt hij in dit boek niet. Maar in een voordracht uit 1913 vertelt hij over de zelfmoord van een familielid, van wie hij de overleden ziel zag. Over deze ervaringen sprak hij echter met niemand. Daarover zegt hij in die voordracht: ‘Er was niemand in zijn familie met wie hij hierover kon spreken, want hij zou toen reeds de grofste woorden over zijn dom bijgeloof hebben moeten slikken.’ 

Op ongeveer dezelfde leeftijd bestudeerde hij tegelijkertijd met de grootste interesse geometrie en astronomie. Het is eigenlijk ronduit ongelooflijk over hoeveel kracht en rijpheid en uitzonderlijke begaafdheid hij reeds als kind van acht, negen jaar beschikte.