Colin Wilson over de mysteriedrama’s van Steiner

Het is niet gemakkelijk om in enigszins onthechte termen over de vier mysteriespelen van Steiner te spreken. In de ogen van Wachsmuth droeg ‘het samenspel van spirituele visie en artistiek beeldend vermogen zelden nobeler vrucht’. Stewart Easton wijst nadrukkelijk op de verwantschap met de oudere Griekse tragedies, in het bijzonder die van Aeschylus. Het is, als u het mij vraagt, zeer moeilijk ook maar de geringste gelijkenis met Aeschylus te ontdekken, indien men afziet van de lengte der alleenspraken. De niet-antroposoof heeft de neiging ze meer dan lang te vinden, alsmede ongelooflijk vervelend en bij tijd en wijle ondraaglijk naïef. Er hangen wat mensen rond die eindeloos lange vertogen afsteken over de ‘droge, prozaïsche rede’ en het verlangen naar het geestelijk visioen, en die zich te buiten gaan aan opmerkingen van het genre: ‘Ik kan mij volledig met uw laatste woorden verenigen’ of ‘ik kan mij het gewicht van deze tegenwerping zeer wel voorstellen’. Eén scène begint met de woorden:

‘Goede morgen, Sophia, ik hoop zeer dat ik niet stoor.’

‘Geenszins, Estella, je komst werd verbeid.’ Of: ‘Lieve moeder, ik zou zo graag uit uw mond het verhaal horen waarover Cilli, een poos geleden, zo vaak gesproken heeft.’

Het mysteriespel van Schuré heeft kracht, en handeling en taalgebruik zijn trefzeker; de stukken van Steiner zeuren zachtjes door, en doen nog het meest denken aan in Wagner-libretto’s vertaalde Steiner-voordrachten, maar dan helaas zonder de muziek. […] Het zou veel leuker zijn als je zou kunnen zeggen: ‘Het grootste deel van Steiners ideeën blijft me volledig vreemd, maar aan zijn mysteriespelen dank ik een aantal momenten van opwinding en ontroering.’ Goed beschouwd drijven de mysteriespelen een kloof tussen gelovigen en ongelovigen, in plaats van een brug tussen hen te slaan. En wat er ook van hun diepere inhoud gezegd kan worden, ze zijn precies op de verkeerde manier ‘serieus’. Het belangrijkste personage is een geestelijk leidsman, Benedictus genaamd, voor wie zeer duidelijk Steiner zelf model heeft gestaan. De meeste karakters zijn leerlingen van hem. Ahriman, Lucifer en allerlei andere geesten geven ook ‘acte de présence’, maar hoezeer de toon van het geheel ook meer dan eens Faust in herinnering roept, we krijgen altijd een Faust voorgezet zonder poëzie en zonder enige dramatische contingentie. In de ogen van de niet-gelovige heeft de atmosfeer voornamelijk de geur van de zondagsschool. Overigens: hier is niet Steiners integriteit in discussie, maar eenvoudig het zwakke effect van zijn goede bedoelingen.

Bron: Colin Wilson – De filosoof der vrijheid – STEINER  en de twintigste eeuw. Uitgeverij Bres – Amsterdam

Eerder geplaatst op 2 augustus 2015

Colin Wilson over de mysteriedrama’s van Steiner

Het is niet gemakkelijk om in enigszins onthechte termen over de vier mysteriespelen van Steiner te spreken. In de ogen van Wachsmuth droeg ‘het samenspel van spirituele visie en artistiek beeldend vermogen zelden nobeler vrucht’. Stewart Easton wijst nadrukkelijk op de verwantschap met de oudere Griekse tragedies, in het bijzonder die van Aeschylus. Het is, als u het mij vraagt, zeer moeilijk ook maar de geringste gelijkenis met Aeschylus te ontdekken, indien men afziet van de lengte der alleenspraken. De niet-antroposoof heeft de neiging ze meer dan lang te vinden, alsmede ongelooflijk vervelend en bij tijd en wijle ondraaglijk naïef. Er hangen wat mensen rond die eindeloos lange vertogen afsteken over de ‘droge, prozaïsche rede’ en het verlangen naar het geestelijk visioen, en die zich te buiten gaan aan opmerkingen van het genre: ‘Ik kan mij volledig met uw laatste woorden verenigen’ of ‘ik kan mij het gewicht van deze tegenwerping zeer wel voorstellen’. Eén scène begint met de woorden: ‘Goede morgen, Sophia, ik hoop zeer dat ik niet stoor.’ ‘Geenszins, Estella, je komst werd verbeid.’ Of: ‘Lieve moeder, ik zou zo graag uit uw mond het verhaal horen waarover Cilli, een poos geleden, zo vaak gesproken heeft.’

Het mysteriespel van Schuré heeft kracht, en handeling en taalgebruik zijn trefzeker; de stukken van Steiner zeuren zachtjes door, en doen nog het meest denken aan in Wagner-libretto’s vertaalde Steiner-voordrachten, maar dan helaas zonder de muziek. […] Het zou veel leuker zijn als je zou kunnen zeggen: ‘Het grootste deel van Steiners ideeën blijft me volledig vreemd, maar aan zijn mysteriespelen dank ik een aantal momenten van opwinding en ontroering.’ Goed beschouwd drijven de mysteriespelen een kloof tussen gelovigen en ongelovigen, in plaats van een brug tussen hen te slaan. En wat er ook van hun diepere inhoud gezegd kan worden, ze zijn precies op de verkeerde manier ‘serieus’. Het belangrijkste personage is een geestelijk leidsman, Benedictus genaamd, voor wie zeer duidelijk Steiner zelf model heeft gestaan. De meeste karakters zijn leerlingen van hem. Ahriman, Lucifer en allerlei andere geesten geven ook ‘acte de présence’, maar hoezeer de toon van het geheel ook meer dan eens Faust in herinnering roept, we krijgen altijd een Faust voorgezet zonder poëzie en zonder enige dramatische contingentie. In de ogen van de niet-gelovige heeft de atmosfeer voornamelijk de geur van de zondagsschool. Overigens: hier is niet Steiners integriteit in discussie, maar eenvoudig het zwakke effect van zijn goede bedoelingen.

Bron: Colin Wilson – De filosoof der vrijheid – STEINER  en de twintigste eeuw. Uitgeverij Bres – Amsterdam (bladzijde 133-135)