Aanleg voor gezondheid of ziekte

Ik zou de opvoeding van het kind tot aan de tandenwisseling op grond van wat ik gezegd heb, de vormende opvoeding willen noemen, want alles mondt uit in de vorming van lichaam, ziel en geest van het kind, voor zijn hele verdere leven op aarde. Je hoeft alleen maar inzicht te hebben in deze vorming. Ik heb het voorbeeld van de opvliegende vader genoemd. Het kind ziet in de gebaren bij de opvliegingen ook de morele kwaliteiten. Dat is op het kind zo van invloed dat de dingen overgaan in de lichamelijke constitutie. We ervaren misschien dat bij de vijftigjarige mens de staar begint, de grauwe staar, die dan geopereerd moet worden. Men aanvaardt die dingen in het leven, zelfs zoals er nu vanuit de geneeskunde naar wordt gekeken. Staarziekte bestaat, zegt men. Maar men kijkt niet naar het hele leven met een echt diepzinnigere menskunde. Als men dat zou doen, zou men vaak erkennen dat de staar bij de mens dikwijls terug te voeren is op innerlijke shocks, die het kind kreeg door een opvliegende vader.

Het is bij deze dingen zo dat tot in de bloedvaten aan toe doorwerkt wat in een morele, religieuze omgeving van invloed is en aanleg wordt voor gezondheid of ziekte. Dat komt vaak pas later aan het licht.

De arts geeft zijn diagnose naar de toestand van nu. In waarheid word je ernaar teruggeleid dat jicht, reuma op je vijftigste, zestigste jaar ontstaan zijn doordat in de omgeving van het kind onverschilligheid, chaos, disharmonie de boventoon voerden, wat door het kind opgenomen werd. Dat is helemaal door gaan werken in het organisme.  

Bron: Rudolf Steiner – GA 304a – Anthroposophische Menschenkunde und Pädagogik: Über Erziehungsfragen – Londen, 30 augustus 1924 (blz. 170-171)

Vertaling: Pieter Witvliet. Voor meer van zijn vertaling van GA 304a zie: VRIJESCHOOL – PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE ACHTERGRONDEN

415AGAZX5AL

Aarde, water, lucht en vuur (of warmte)  

De geesteswetenschap kent vier toestanden van materie: aarde, water, lucht en vuur of warmte.

Met aarde bedoelen we alles wat vast is; bevroren water of ijs is ook aarde voor de geesteswetenschap.

Water is alles wat vloeibaar is; dus gesmolten ijzer of steen is ook water.

Lucht is alles wat gasvormig is, dus ook waterdamp.

Vuur of warmte is volgens de huidige opvatting van natuurkundigen slechts een eigenschap van de stof, een extreem snelle oscillatie van de kleinste stofdeeltjes. Voor de geesteswetenschap is warmte eveneens een stof, echter alleen veel fijner dan lucht. Wanneer een voorwerp wordt verwarmd, neemt het warmtesubstantie op volgens de geesteswetenschap; als het afkoelt, komt er warmtesubstantie vrij. De warmtesubstantie kan zich naar lucht, lucht naar water, water naar aarde verdichten. Alle stoffen waren er ooit als louter warmtesubstantie. Toen de aarde in de Saturnustoestand was, bestond er alleen warmte.

Bron: Rudolf Steiner – GA 100 – DAS  JOHANNES-EVANGELIUM – Bazel, 18 november 1907 (bladzijde 209-210)

rudolf-steiner-german-austrian-philosopher-260nw-1663000651

Eerder geplaatst op 24 juni 2020  (4 reacties)

Wereldwijde verantwoordelijkheid

Als de mensheid op aarde in verkeerde (Duits: unlauteren) morele impulsen leeft, dan wordt de aarde anders dan wanneer de mensheid in moreel goede impulsen leeft. […] De mens overziet niet hoe wat zich uiterlijk in het verloop van de natuur afspeelt niet afhankelijk is van alleen maar natuurlijke oorzaken.

Veel belangrijker voor wat tegenwoordig de configuratie van Europa is, veel belangrijker dan te onderzoeken hoe tweeduizend jaar geleden de uiterlijke mineraal-plantaardige structuur van de aarde was, is te vragen: Hoe hebben tweeduizend jaar geleden hier of  eigenlijk in de gehele mensheidscivilisatie de mensen geleefd? 

En niet van hoe nu onze minerale wereld is, zal na tweeduizend jaar het lot van de aarde als planeet afhangen, maar van wat wij doen en laten zal het lot van de planeet afhangen! Met het bewustzijn van de wereld breidt de menselijke verantwoordelijkheid zich uit naar wereldwijde verantwoordelijkheid.

Bron: Rudolf Steiner – GA 191 – Soziales Verständnis aus geisteswissenschaftlicher Erkenntnis – Dornach, 9 november 1919 (bladzijde 238-239)

Eerder geplaatst op 11 februari 2017  (12 reacties)

rudolf-steiner-ga-191-soziales-verstaendnis-aus-ge

Aarde, water, lucht en vuur (of warmte)

De geesteswetenschap kent vier toestanden van materie: aarde, water, lucht en vuur of warmte.

Met aarde bedoelen we alles wat vast is; bevroren water of ijs is ook aarde voor de geesteswetenschap.

image001

Water is alles wat vloeibaar is; dus gesmolten ijzer of steen is ook water.

image002

Lucht is alles wat gasvormig is, dus ook waterdamp.

image003

Vuur of warmte is volgens de huidige opvatting van natuurkundigen slechts een eigenschap van de stof, een extreem snelle oscillatie van de kleinste stofdeeltjes. Voor de geesteswetenschap is warmte eveneens een stof, echter alleen veel fijner dan lucht. Wanneer een voorwerp wordt verwarmd, neemt het warmtesubstantie op volgens de geesteswetenschap; als het afkoelt, komt er warmtesubstantie vrij. De warmtesubstantie kan zich naar lucht, lucht naar water, water naar aarde verdichten. Alle stoffen waren er ooit als louter warmtesubstantie. Toen de aarde in de Saturnustoestand was, bestond er alleen warmte.

fire-2197606__480

Bron: Rudolf Steiner – GA 100 – DAS  JOHANNES-EVANGELIUM – Bazel, 18 november 1907 (bladzijde 209-210)

Bovenzinnelijke kennis kan men alleen op aarde leren

Geesteswetenschap kan alleen op aarde ontstaan, men kan ze nergens anders leren; ze is een openbaring over de bovenzinnelijke wereld, maar zoals ze optreedt, kan ze alleen hier optreden.

Nu kan men zeggen: Ja, dat kan allemaal wel zo zijn, maar de mens zou zich toch over de bovenzinnelijke wereld kunnen onderrichten in een andere vorm als in de vorm van de geesteswetenschap! – Ja, dat kan men denken, maar waar is het niet. Want de mens is zo aangelegd dat hij eens, als hij überhaupt in de voor hem juiste wijze een verhouding tot de hogere wereld wil winnen, hij dit alleen door geesteswetenschap winnen kan. 

Als de mens het op de aarde verzuimt om de geesteswetenschap of antroposofie te benaderen, dan helpt hem geen ander leven om de bovenzinnelijke wereld op de juiste menselijke wijze te leren kennen. – Dat hoeft ons niet in vertwijfeling te brengen met betrekking tot de vele mensen, die nog niets weten willen van geesteswetenschap: ze zullen immers terugkeren en dan later ermee in aanraking komen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt – Frankfurt, 2 maart 1913 (bladzijde 237)

Eerder geplaatst op 15 april 2015