En hiermee komen wij bij de oude zin uit de geesteswetenschap: In een sociale samenleving moet de beweegreden voor arbeid nooit in de eigen persoonlijkheid van de mensen liggen, maar enkel en alleen in de toewijding aan het geheel. Daaruit volgt dat ware sociale vooruitgang alleen mogelijk is, als ik wat ik door mijn werk tot stand breng in dienst van het geheel doe. Met andere woorden: Mijn arbeid mag niet mijzelf dienen. Van de erkenning van dit beginsel, dat iemand de opbrengst van zijn arbeid niet in de vorm van een persoonlijke beloning wil hebben, hangt alleen de sociale vooruitgang af.
Wordt vervolgd
Bron: Rudolf Steiner – GA 266a –Aus den Inhalten der esoterischen Stunden – Hamburg, 3 maart 1906 (bladzijde 129)
Eerder geplaatst op 2 augustus 2018 (1 reactie)
Mijn gedachten gaan naar een bijzondere oudere vrouw enige huizen verder van mij. Die zag ik regelmatig langs de weg vuil verzamelen. Op mijn vraag waarom….. niemand zal haar toch belonen ?…..omdat ik zo dankbaar ben voor alles! Zo dient ze belangeloos en in het klein, het grote geheel.
Wat een mooi mens!
De meeste mensen zijn vooral geïnteresseerd in het salaris en/of de status die een bepaalde baan biedt en niet echt of ze een diep talent hebben voor datgene wat ze doen. Vaak zijn ze goed in het verkrijgen en behouden van een baan, maar niet echt in de baan zelf. Andere is dat iemand misschien wel heel getalenteerd is en zijn baan heel goed doet maar dat volledig vanuit externe verwachtingen doet en zelf eigenlijk helemaal niet datgene wil doen.