Het denken in zich laten werken, zonder dat men erbij is, dat is een zeer, zeer belangrijk principe (Grundsatz). En dat oefent men doordat men, al is het nog zo’n korte tijd per dag, probeert eens helemaal niet te denken.
Een groot, zeer groot besluit is het om ergens te gaan zitten of liggen zonder zich gedachten door het hoofd te laten gaan. Het is veel gemakkelijker om deze af- en aangolvende gedachten in zich te laten spelen, tot men van hen verlost wordt door een goede slaap, dan zich te gebieden: nu zul je wakker zijn en toch zul je niet zelf denken, maar je zult helemaal niets denken. Als men in staat is stil te zitten of te liggen en bij vol bewustzijn niets te denken, dan werkt het denkorgaan zo dat het in zich kracht wint, kracht verzamelt.
En wie steeds weer de mogelijkheid vindt om bij vol bewustzijn niet te denken, die zal zien hoe de helderheid van zijn denken toeneemt, hoe bovendien de slagvaardigheid toeneemt doordat hij niet alleen door de slaap zijn denkorgaan aan zichzelf overlaat, maar doordat hij onder zijn eigen leiding dit denkorgaan zelf laat werken.
Bron: Rudolf Steiner – GA 057 – Wo und wie findet man den Geist? – Berlijn, 11 februari 1909 (bladzijde 262-263)
Eerder geplaatst op 8 januari 2016 (8 reacties)