Kamaloka is een afgewenningstijd voor de mens, omdat hij zijn begeerten afleggen moet, om zich in de geestelijke wereld in te leven. Deze kamalokatijd duurt bij de mensen langere of kortere tijd, naar gelang hij met het afwennen van begeerten gereed is. Het komt hierbij erop aan, hoe de mens zich al in zijn leven aangewend heeft, zijn begeerten te regelen, en hoe hij geleerd heeft in het leven te genieten en af te zien (Duits: zu verzichten). Er zijn echter genietingen en begeerten van lagere en hogere aard. Genietingen en begeerten waarvan voor de bevrediging het fysieke lichaam het eigenlijke instrument niet is, noemen we hogere genietingen en begeerten, en deze behoren niet bij diegenen, die de mens zich na de dood af moet wennen. Slecht zo lang als een mens nog iets heeft, wat hem naar het lichamelijke bestaan trekt -lagere genietingen-, zo lang blijft hij in het astrale leven van de kamalokatijd. Wanneer hem dan niets meer trekt naar deze afgewenningstijd, dan is hij vaardig geworden om in de geestelijke wereld te leven. Het verblijf van de mensen in deze kamalokatijd duurt ongeveer even lang als een derde van de tijd van het afgelopen leven.
Het hangt er daarom vanaf hoe oud de mens was toen hij stierf, dus hoe lang hij op aarde geleefd heeft. Toch is deze kamalokatijd volstrekt niet alleen een gruwelijke en onaangename tijd. In ieder geval wordt de mens daardoor onafhankelijker van de lichamelijke begeerten en hoe meer hij zich reeds in zijn leven onafhankelijk gemaakt heeft en zich interesse in het beschouwen van geestelijke dingen eigengemaakt heeft, des te lichter zal deze kamalokatijd voor hem verlopen. Hij wordt daardoor vrijer, zodat de mens dankbaar wordt voor deze kamalokatijd. Het gevoel van ontbering in het aardse leven wordt tot zaligheid in de kamalokatijd. Er komen tegenovergestelde gevoelens tevoorschijn, want alles wat men in het leven geleerd heeft graag te ontberen, wordt in de kamalokatijd tot genot.
Bron: Rudolf Steiner – GA 108 – Die Beantwortung von Welt- und Lebensfragen durch Anthroposophie – Breslau, 2 december 1908 – (bladzijde 56,57)
Eerder geplaatst op 11 juni 2018 (3 reacties)
Ja een belangrijke kwestie. Mooi vertaalwoord, Ridzerd: afgewenningstijd.
Je zou ook de term afwenningstijd kunnen gebruiken.
Ja, ontwenningstijd zou ook nog kunnen. Misschien zelfs nog wel beter. Afgewenningstid zal door sommige taalpuristen wel weer een
Germanisme genoemd worden, maar wat maakt het allemaal uit? Het gaat er maar om dat het duidelijk is wat er bedoeld wordt.
Ja dat is zo, Ridzerd. Prima!
Verder treft mij Steiners opmerking, hoewel dat vanzelfsprekend en heel logisch is, dat voor het verloop en de duur van je verblijf in de kamaloka toestand mede van groot belang is of je al in je aardeleven bezig bent geweest met het regelen, temperen, afstand nemen en afleggen van zekere begeerten en gewoonten; plus het je met gelatenheid en gelijkmoedigheid toeleggen op aandacht en focus op duurzame en intrinsieke gerechtvaardigde waardering en genieting van zekere belevingen, zaken, processen, handelingen en gebeurtenissen.
Die notie stijgt op bij het lezen en overdenken van het volgende tekstdeel uit bovenstaand Steiner citaat:
Steiner;
” […] Het komt hierbij erop aan, hoe de mens zich al in zijn leven aangewend heeft, zijn begeerten te regelen, en hoe hij geleerd heeft in het leven te genieten en af te zien. Er zijn echter genietingen en begeerten van lagere en hogere aard. Genietingen en begeerten waarvan voor de bevrediging het fysieke lichaam het eigenlijke instrument niet is, noemen we hogere genietingen en begeerten, en deze behoren niet bij diegenen, die de mens zich na de dood af moet wennen. “
Maar wat ik mij hierbij afvraag: wat is nu eigenlijk een geestelijke genieting? Op aarde gaan immers alle genietingen door het lichaam. Of men nu kunstenaar of technicus of boekhouder is, dat zijn alle activiteiten van de geest, maar die gaan wel met behulp van het lichaam. Ik kan mij niet goed voorstellen hoe die geestelijke activiteiten dan na de dood zijn zonder het lichaam.
Eigenlijk is dit een kwestie die ik wel begrijp, maar tegelijk eigenlijk niet begrijp. Dat kan ook: iets begrijpen en het tegelijk niet begrijpen.
Dat je niet meer beperkt ben door tijd en ruimte? Je hoeft geen trap te beklimmen om bovenin te komen of andersom. Je hoeft niet meer door een deur een gebouw in of uit te gaan, Geen auto of trein of vliegtuig nodig om ergens naar toe te gaan op een grotere afstand…
Zoiets…
Ja zeker kan men ‘iets begrijpen en het tegelijk niet begrijpen’. Het vraagstuk van: hoe kan je dat verder invullen of verder ingevuld zien? Dat gebeurt regelmatig bij het tot zich nemen en bestuderen van geesteswetenschappelijke inhouden, antroposofie. Dat zit er nu eenmaal aan vast. Ook op dat gebied ga je stapsgewijs vooruit, soms met sprongen.
Wat mij persoonlijk op dit punt in ieder geval duidelijk(er) is geworden, het punt van wat duurzame geestelijk genieting en waardering inhoudt, is het belang van vervulling, verwezenlijking, waardering en groeiend besef van waarheid, schoonheid en goedheid in het levensbestaan. Daartoe is een mens in staat dankzij een ontwikkeling en levensloop met een fysiek lichaam, terwijl die waardering en genieting van het ware, schone en goede – in direct contrast met het leugenachtige, gruwelijk en kwade – hem in staat stelt om die lichaamsvrij (los van een fysiek lichaam) mee te nemen, vast te houden en uit te werken in een geestelijke wordingsgang.
Zo en nu ga ik weer naar de bibliotheek om die Bijbelvertaling (Nieuwe Testament) van Ton Besterveld te lenen en en enkele informatieve DVD’s terug te brengen en (nieuwe) naar huis te nemen. Als ik daarna weer thuis ben, werk ik verder aan de vertaling van de voordracht Boeddha en Christus. De sfeer van de bodhisattva’s uit GA 130.
Ik was vergeten om in mijn bovenstaande reactie een contextueel relevante snelkoppeling aan te brengen. Hieronder bij dezen in het volgende tekstdeel daaruit:
J.W.:
” […] Wat mij persoonlijk op dit punt in ieder geval duidelijk(er) is geworden, het punt van wat duurzame geestelijk genieting en waardering inhoudt, is het belang van vervulling, verwezenlijking, waardering en groeiend besef van waarheid, schoonheid en goedheid in het levensbestaan. […] “
Dank je, John. ik begrijp wel wat je schrijft Maar ik kan me geen voorstelling maken van hoe geestelijke activiteit is na de dood zonder lichaam.
Dat is een interessante probleemstelling, Ridzerd. Misschien wel een typisch Hollands/Nederlandse vraag. Een De Vliegende Hollander worsteling. Steiner heeft daar een speciale voordrachtenreeks over gehouden in Nederland te Den Haag. Bij uitgeverij Vrij Geestesleven werd het in 1962 (eerste druk) en 1979 (2e druk) uitgegeven onder de titel Tussen dood en nieuwe geboorte – De verhouding van de mens tot de kosmos op aarde en na de dood (Der übersinnliche Mensch anthroposophisch erfaßt; GA 231; Den Haag, 1923; 9 voordrachten).
Dat exemplaar staat in mijn boekenkast en heb ik in mijn twennerjaren grondig doorgenomen.
Zou goed kunnen dat jij hem ook in huis hebt. Zie dit Steiner citaat van je:
Het is alsof alles volgens een vast plan is verlopen
Dat is het enige Steiner citaat uit 231 dat op je site staat als ik het wel heb.
Ridzerd, en bij alles wat ik ter berde breng (geestelijke wording) en waarnaar ik vervolgens verwijs (literatuurverwijzing GA 131), heb ik het uiteraard net als jou ‘over geestelijke activiteit na de dood zonder lichaam’.
Haike, ja snap.ik wel. Maar dat je als geest door de ruimte vliegt,is nog voor te.stellen, maar hoe geesten de materiele wereld scheppen terwijl ze zelf de materie niet eens kunnen zien. Moeilijk voorstelbaar.
Tja..
George G. Ritchie beschrijft in zijn boekje “Terugkeer uit de Dood” Christofoor 2021. ISBN 9789060382059. Dat hij in de negen minuten dat hij dood was wél tegen een lantaarnpaal aan leunde of dat wou doen wat niet lukte, omdat hij ff geen fysiek lichaam had. Wat zich overigens ook honderdeden km, verderop bevond onder een laken…
Maar hij kon blijkbaar wel die lantaarnpaal zien waar hij tegenaan probeerde te leunen, en zag ook geïncarneerde mensen in de straat…
Hij zal het niet door zijn fysieke ogen gezien hebben, maar blijkbaar kan het wel…
Prachtige begrippen: Waarheid, Schoonheid, Goedheid.
Begrippen en werkelijkheden.
Juffie en anderen, het frappeert me trouwens dat in een nieuw boek van Mieke Mosmuller: Tedere Vertroosting – De verschijning van Christus in de etherische wereld ook nadrukkelijk over waarheid, schoonheid en goedheid wordt gesproken. Dat wist ik niet. Zal het boek nog aanschaffen. Hieronder een kort tekstfragment uit bladzijde 19 van dat boek.
Mieke Mosmuller:
” Dus als positief gestemde mens leer je het kwaad in de wereld goed te relativeren. Je kijkt naar het wonder van de schepping waar de mens de kroon op zet en je probeert je idealen te koesteren en te verwezenlijken. Je kunt dan ook goed waarnemen hoeveel van het ware, schone en goede toch op aarde te vinden is en je zult over mijn komende uiteenzettingen niet zo verbaasd zijn. […] “
Voor Rudolf Steiners commentaar op het voor de moderne mens raadselachtige karakter en vermogen van geestelijke activiteit na ’s mens overlijden, zie een naar het Nederlands vertaald tekstdeel uit GA 131, opgenomen in deze reactie van mij onder een ander Steiner citaat.
Ik zal dat tekstdeel hier ook maar plaatsen:
Rudolf Steiner
Tussen dood en nieuwe geboorte
Der übersinnliche Mensch anthroposophisch erfasst
GA 231
Eerste besloten voordracht; Den Haag, 13 november 1923
Boektitel van die voordracht: Het bovenzinnelijk begrijpen van de menselijke gestalte op grond van haar kosmisch oerbeeld en de samenwerking der hiërarchieën
Vertaling: M. Macintosh
Uitgeverij Vrij Geestesleven, 1962/79
” […] Wanneer wij spreken van de bovenzinnelijke mens, dan plaatsen wij daardoor onszelf onmiddellijk diametraal tegenover de manier, waarop men in deze tijd over de mens spreekt. Ook wanneer men idealistisch gezind is, spreekt men eigenlijk allang niet meer over de ‘bovenzinnelijke mens’. Vanuit de hedendaagse ontwikkeling en de gangbare wetenschap van deze tijd spreekt men niet over die mens, die vele malen door geboorte en dood heengaat. Want in de loop der eeuwen is het iets vanzelfsprekends geworden, wat ook de kinderen op school al wordt ingeprent, dat de nieuwe wereldbeschouwing heeft aangetoond, hoe de aarde niet meer is dan een stofje in het heelal. Op dat stofje beweegt zich in razende snelheid door de wereld, als een vanzelfsprekendheid een nog veel kleiner stofje, de voor de wereld niets betekenende mens. Doordat echter deze opvatting van het aardse stofje bij wijze van spreken in ieders verstand en daarmee ook in alle harten is doorgedrongen, heeft men tegenwoordig geheel en al de mogelijkheid verloren de mens in verband te brengen met datgene, wat buiten het aardse ligt. […] “
En kennelijk valt dat ook antroposofen zwaar.
November 1923 werd te Den Haag bijeengekomen om de Antroposofische Vereniging in Nederland op te richten (AViN). In Zwitserland te Dornach werd door Rudolf Steiner en de antroposofische gemeenschap een maand later tevens de Algemene (internationale) Antroposofische Vereniging (AAG) opgericht.
De in GA 231 opgenomen voordrachten, gehouden van 13 t/m 18 november 1923 te Den Haag, staan voor mij daarom in een speciaal licht.
Hoe de bovenzinnelijke mens antroposofisch kan worden doorgrond is een ernstige vraag, waarvan de beantwoording en het delen van (deel)antwoorden op die vraag, een moeilijke en moeizame worsteling en inspanning met zich meebrengt.
Steiner deelde aan het begin van de eerste besloten voordracht van GA 231 mee dat die vraag het hoofdthema uit die hele voordrachtencyclus vormt. Zie het onderstaande Steiner citaat.
Rudolf Steiner:
Ga 231, eerste besloten voordracht, bladzijde 55, tweede alinea,
in de Nederlandse vertaling van de uitgave van Vrij Geestesleven
” […] Voor deze interne voordrachten hebben wij ons als thema voorgesteld, hoe de bovenzinnelijke mens antroposofisch kan worden doorgrond. […] ”
Dit thema op zich, dit vraagstuk en deze worsteling, is voor mij (1) algemeen-menselijk van aard, dus relevant voor alle mensen; een kwestie die de hele mensheid aangaat en (2) tevens kenmerkend voor zekere kwaliteiten van de Nederlandse volksziel; kunstzinnig uitgebeeld in de sage van De Vliegende Hollander.
Van de desbetreffende vijf besloten voordrachten uit GA 231, inclusief die eerste voordracht die hier wordt aangehaald is in het Engels een gratis, dat wil zeggen vrij te beluisteren luisterboek gemaakt en geplaatst op het voortreffelijke YouTubekanaal Rudolf Steiner Press Audio
Die reeks van vijf voordrachten is daar de titel At Home in the Universe meegegeven, zie hieronder:
Wat is toch een antroposoof? Ik volg een weg en toevallig bevalt mij de weg die Rudolf Steiner heeft aangereikt na alle wegen die ik daarvoor onderzocht….maar ben ik nu een antroposoof ? Was het niet Rudolf Steiner die het liefste deze benaming steeds wilde veranderen zodat men er geen etiket op kon plakken?
Dank voor alle links, John.