Wanneer wij door de poort van de dood gaan, volgen op het aardebestaan dagen, waarin als een machtig perspectief beelden optreden uit het zojuist afgelopen leven. Die zijn er dan opeens. Wat vele jaren geleden gebeurd is, dat is er dan tegelijkertijd met wat een paar dagen eerder gebeurde. Zoals het ruimtelijke naast elkaar staat en slechts perspectieven in de ruimte heeft, zo staan nu – dadelijk na onze dood – al de tijdelijke beelden uit onze belevenissen naast elkaar. Die beelden hebben wel innerlijke tijdsperspectieven, maar zij zijn er opeens. Alleen zullen zij gedurende de korte tijd, waarin zij er zijn, steeds schaduwachtiger en steeds zwakker worden.
Wordt vervolgd
Bron: Rudolf Steiner – GA 234 – ANTHROPOSOPHIE/Eine Zusammenfassung nach einundzwanzig Jahren – Dornach, 10 februari 1924 (bladzijde 150)
Vertaling H. van Manen, overgenomen uit Grondslagen van de antroposofie (bladzijde 156)
Eerder geplaatst op 3 april 2018