Met ons etherische lichaam zijn we verwant aan de plantenwereld. Maar terwijl we groeien, ontwikkelt zich iets in ons dat in zekere zin heel diep verbonden is met ons lot. We kunnen groeien door, om groteske, radicale voorbeelden te gebruiken – kort en dik blijven of lang en slank worden, we kunnen groeien door deze neusvorm of die neusvorm te hebben. Kortom, de manier waarop we groeien heeft een bepaalde impact op hoe we eruitzien. Dat is op zijn beurt, zij het eerst losjes, verbonden met ons lot. Maar groei komt niet alleen tot uiting in deze uiterlijke dingen. Als de instrumenten die mensen hebben voor hun onderzoek goed genoeg waren, zou blijken dat ieder mens eigenlijk een andere samenstelling van de lever heeft, een andere samenstelling van de milt, een andere samenstelling van de hersenen. Lever is niet zomaar lever. Bij ieder mens is het iets anders, uiteraard in fijne nuances. Dit alles heeft te maken met dezelfde krachten die planten laten groeien. En we moeten altijd kijken naar de plantenbedekking van de aarde. En als we naar het plantendek van de aarde kijken, moeten we ons ervan bewust worden dat wat de planten laat groeien vanuit de etherische rijken ook een effect op ons heeft. Het veroorzaakt de oorspronkelijke menselijke aanleg in ons, die veel te maken heeft met ons lot. Want of iemand deze of die lever- of longsamenstelling of hersensamenstelling uit de etherische wereld heeft, is nauw verbonden met zijn lot.
Bron: Rudolf Steiner – GA 235 – Esoterische Betrachtungen karmischer Zusammenhänge Erster Band – Dornach, 17 februari 1924 (blz. 34-35)