Positiviteit

In alles, ook in het meest weerzinwekkende kan hij die ernstig zoekt wel iets vinden dat de moeite waard is. Het vruchtbare van de dingen ligt niet in wat eraan ontbreekt, maar in wat ze wél hebben.

Bron: Rudolf Steiner – GA 12 – DIE STUFEN DER HÖHEREN ERKENNTNIS (bladzijde 32-33)

Eerder geplaatst op 25 maart 2018

Dit citaat had ik eigenlijk gepland voor 2 oktober, maar er ging iets fout, waardoor het er nu al staat.

Immoraliteit / Waarheid

Niemand die de gevolgen van immoraliteit werkelijk kent, kan in waarheid immoreel zijn. De reële werkingen van de oorzaken moet men leren. Reeds de kinderen moet men daar op wijzen. Het immorele bestaat alleen maar omdat de mensen geen inzicht hebben, ze weten het niet. Slechts de duisternis van de onwaarheid maakt het immorele mogelijk.

Wat zo gezegd kan worden over de samenhang tussen immoraliteit en onwetendheid mag evenwel geen verstandsweten zijn, het moet wijsheid worden. Het weten alleen doet mee met on-moraal, kan zelfs, als het geraffineerde slimheid wordt, ontaarden tot schurkenstreken, terwijl wijsheid zo zal werken op de menselijke ziel dat van de ziel dan de waarheid, innerlijke moraliteit afstraalt.

Zo zien we dus dat het volstrekt ongegrond is wanneer de mensen die de antroposofie niet echt kennen, zeggen dat ze geen morele impulsen bevat. Antroposofie toont ons wat we in de wereld aanrichten wanneer we immoreel handelen, zij geeft wijsheid waar de moraliteit vanaf straalt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 127 –  Die Mission der neuen Geistesoffenbarung – Bielefeld, 6 maart 1911  

rudolfsteinerlecture2011_13-2013_08_19-08_19_05-utc

Schilderij David Newbatt

Denkdiscipline

Wij staan nu in het tijdvak waarin een grote ommekeer moet plaatsvinden : de mensen moeten werkelijk denkende mensen worden in plaats van denkautomaten. Het is verschrikkelijk nietwaar wanneer men zoiets zegt, want de mensen van deze tijd beschouwen zichzelf vanzelfsprekend als denkende mensen, en als men van hen verlangt dat ze nu eens denkende mensen gaan worden, dan vinden ze dat eigenlijk een belediging. Maar toch is het zo.

Sinds het midden van de 15de eeuw is het zo gegaan dat de mensen altijd meer en meer denkautomaten geworden zijn. De mensen geven zich als het ware over aan de gedachten, ze beheersen ze niet. Stelt u zich eens voor hoe het er zou uitzien indien u met de ledematen hetzelfde deed als de meeste mensen tegenwoordig doen met hun denkorganen. Vraagt u zich eens af of de tegenwoordige mens zeer geneigd kan zijn – ik zeg : kan zijn – om willekeurig een gedachte op te nemen en willekeurig een gedachte kan afsluiten. De gedachten borrelen tegenwoordig door het hoofd van de mens. De mensen kunnen er zich niet tegen verzetten, ze geven er zich automatisch aan over. Daar stijgt een gedachte op, de vorige verdwijnt, dat vliegt en flitst door het hoofd, en de mensen denken op een dusdanige manier dat men eigenlijk het best zou kunnen zeggen: het denkt in de mens.

Stelt u zich eens voor dat het met uw armen en benen op dezelfde manier zou gaan, dat u die even weinig zou kunnen beheersen als u uw denken beheerst. Stelt u zich eens een mens voor die over de straat gaat en zijn armen zouden op dezelfde ongecontroleerde manier bewegen als zijn denkorgaan beweegt ! U weet wat er allemaal door iemands hoofd gaat wanneer hij over straat wandelt en nu stelt u zich voor hoe hij voortdurend met armen en handen zou gesticuleren zoals dat met de gedachten in ons hoofd gaat !

En toch staan we voor het tijdperk dat de mensen moeten leren om op dezelfde manier controle te krijgen over hun gedachten zoals ze controle hebben over hun armen en benen. In dat tijdperk treden we binnen. Een bepaalde innerlijke discipline van het denken is wat nu moet plaatsvinden en waarvan de mensen vandaag nog zeer ver verwijderd zijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 190 – Vergangenheits- und Zukunftsimpulsen im sozialen Geschehen – Dornach, 23 maart 1919 (bladzijde 48-49)

03259fe3-a83f-4283-b33b-91627b7e7eb6

Eerder geplaatst op 22 maart 2018  (2 reacties)

Over schrijven en Goethe

Bestudeert u wat Goethe als knaap geschreven heeft en hoe weinig grondig hij spraakkunst en nog veel minder hij spelling beheerste toen hij reeds tamelijk volwassen was, en dan zult u zich een ander oordeel vormen dan het oordeel dat men zich nu vormt wanneer men een jongen of meisje ziet dat reeds dertien jaar is en nog niet eens zonder fouten kan schrijven. In plaats van altijd maar te betreuren dat ze niet zonder fouten kunnen schrijven en voortdurend te vragen: wat moeten we toch doen om ze zonder fouten te leren schrijven? – zou het veel gunstiger zijn om eens na te denken: waar steken toch de eigenlijke, de werkelijke vermogens als ze niet in de orthografie zitten? – en dan op zoek te gaan naar dat gebied waar de werkelijke vermogens schuilen, om dan op een of andere manier de brug te vinden om dan eventueel nog datgene in die kinderen te brengen wat in die kinderen nog moet gebracht worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 301 – Die Erneuerung der pädagogisch-didaktischen Kunst durch Geisteswissenschaft – Fragenbeantwortung zum ersten Vortrag – Basel, 20 April 1920 (blz. 235)

KAUFFMANN-Angelica-Kauffmann-Portret-van-Johann-Wolfgang-von-Goethe

Johann Wolfgang von Goethe (1749 – 1832)

Eerder geplaatst op 13 december 2011  (4 reacties)

Maurice Maeterlinck 

Kort geleden is een boek verschenen dat ik zeer zeker ter lezing zou willen aanbevelen, omdat het afkomstig is van een zeer geestrijk man en het bewijs kan leveren wat voor onzin geestrijke mensen ten aanzien van geestelijke dingen kunnen uitspreken. Ik bedoel het boek van Maurice Maeterlinck Over de dood. Onder velerlei dwaasheden, die erin staan, is ook de bewering dat, wanneer de mens eenmaal is gestorven, hij niet meer kan lijden, omdat hij dan een geest is en geen fysiek lichaam meer heeft. Een geest echter zou niet kunnen lijden. Het zou alleen het lichaam zijn dat lijdt. De geestrijke man Maeterlinck vleit zich dus met de illusie dat alleen het fysieke lijden kan en derhalve een dode niet kan lijden. Hij merkt in het geheel niet wat voor een fenomenale, bijna ongelooflijke dwaasheid erin ligt te beweren dat het fysieke lichaam, dat uit fysieke krachten en chemische stoffen bestaat, alleen lijdt. Alsof lijden gebonden zou zijn aan fysieke stoffen en krachten! Stoffen en krachten lijden in het geheel niet. Als dit wel mogelijk was, zou ook een steen kunnen lijden. Het fysieke lichaam kan niet lijden; wat lijdt is toch juist de geest, het ziele-element. Het is tegenwoordig zo ver gekomen dat de mensen over de eenvoudigste dingen het tegenovergestelde denken van wat zin heeft.

Bron: Rudolf Steiner – GA 148 – Aus der Akasha-Forschung/Das Fünfte Evangelium – Oslo, 3 oktober 1913 (bladzijde 47)

Eerder geplaatst op 21 maart 2018 (1 reactie)

maeterlinck