Het eerste wat men in gedachten moet houden is dat de andere werelden niet in andere plaatsen zijn, maar dat ze om ons heen zijn net zoals de fysieke wereld en deze doordringen. Daarom gaat de mens na de dood ook niet naar andere plaatsen, alleen de soort en wijze van zijn waarneming en zijn bewustzijn verandert.
Net als bij een blindgeborene, die plotseling kan zien en die dan immers ook niet naar een andere wereld is verplaatst, maar dan slechts een nieuw zintuig heeft geopend, zo is het hetzelfde met mensen wanneer ze sterven of worden ingewijd. Dan is er geen nieuwe, totaal andere wereld om hem heen, alleen zijn dan de zintuigen voor de fysieke wereld uitgeschakeld; daarentegen ziet hij nu wat hem eerder ontging, wat tot dan verborgen was.
Bron: Rudolf Steiner – GA 94 – Populärer Okkultismus – Leipzig,29 juni 1906 (bladzijde 134)
Borstbeeld van Steiner door Bernhard Hoetger
Eerder geplaatst op 11 juni 2020
Een heel duidelijk uitspraak. Ik heb het zelf altijd ook zo gezien!
In het boek ‘Bruggen tussen leven en dood’ beschrijft Iris Paxino hoe vele gestorvenen met een materialische mensvisie of verslavingsproblematiek in de ethersfeer blijven en niet verder komen. Wat zegt Steiner hier nog over?
Bernard, voor zover ik weet blijft niemand in de ethersfeer. Ongeveer drie dagen na de dood legt de mens het etherlichaam af, maar er blijft wel een soort extract van het etherlichaam bestaan. Dit bevat dan de vruchten van het afgelopen leven.
Daarna komt de mens in het kamaloka oftewel vagevuur of louteringsvuur. Hier moeten alle zinnelijke begeerten worden gelouterd, omdat deze begeerten daar niet kunnen worden vervuld. Voor verslaafden van drugs of iets dergelijks is deze tijd veel zwaarder dan voor niet verslaafden.
Ik hou het maar kort. Ik zou veel moeten nalezen en het zou een lang epistel worden als ik meer details zou vertellen.