Wat de mensheid enkel en alleen tot zegen kan strekken in de toekomst – ik heb het over de mensheid, dus over het sociale leven, het samenleven – moet een eerlijke interesse zijn van de ene mens voor de andere. Wat het tijdperk van de bewustzijnsziel met name eigen is, is de afzondering van de ene mens van de andere. Zeker, het is nodig om een individu te zijn, een persoonlijkheid te zijn, dat de ene mens zich ook innerlijk van de andere afzondert. Maar deze afzondering moet een tegenpool hebben, en die tegenpool moet bestaan uit het aankweken van een actieve belangstelling van mens tot mens.
Wat ik hier bedoel, dit oppakken van een actieve belangstelling van mens tot mens, dat moet steeds bewuster ter hand worden genomen in het tijdperk van de bewustzijnsziel. Alles wat persoonlijke interesse in de ander is, moet steeds meer in het bewustzijn worden opgetild.
Bron: Rudolf Steiner – DE STRIJD OM HET MENS-ZIJN – Aspecten van het kwaad – Dornach, 25 oktober 1918 (blz. 28)
Vertaald door Frans van Bussel en Tineke Croese. Met een nawoord van Mathijs van Alstein.
Rudolf Steiner / Werken en voordrachten onder redactie van Frans van Bussel, Michel Gastkemper en Roel Munniks
Rudolf Steiner / Werken en voordrachten © 2014 Stichting Rudolf Steiner Vertalingen Oplage april 2017
Duitstalig: GA 185 (blz. 95)