Men moet van het denken in het geheel niet verwachten dat het kennis van de waarheid kan geven, men kan van het denken vooreerst alleen verwachten dat het je opvoedt. Het is uiterst belangrijk dat we deze stemming in onszelf ontwikkelen, dat ons denken ons opvoedt. […]
Zo lang men de mening heeft dat men door denken of verwerken van begrippen of, laten we zeggen, denkend verwerken van ervaringen, tot de waarheid, dat wil zeggen, tot overeenstemming met een objectieve realiteit zal komen, zo lang als men deze mening heeft, zo lang is het in feite een heel slechte zaak als wordt aangetoond hoe je het ene kunt bewijzen en het exacte tegendeel ook kan bewijzen.
Want hoe kan men dan door de bewijzen tot de werkelijkheid komen! Als iemand echter zich ertoe heeft ontwikkeld dat denken helemaal niets beslist over de werkelijkheid, vooral waar het de beslissende dingen betreft, als iemand zich er krachtig toe heeft opgevoed om het denken alleen te zien als een middel om wijzer te worden, als een middel om zijn zelfopvoeding naar wijsheid in de hand te nemen, dan stoort het niet dat de ene keer het ene en dan evengoed het andere kan worden bewezen.
Want dan merkt men heel snel dat, juist doordat men wat betreft het verwerken van begrippen eigenlijk de werkelijkheid helemaal niet kan bereiken, men op de meest vrije manier de begrippen en ideeën verwerken kan en zichzelf opvoeden kan. Als men door de werkelijkheid voortdurend gecorrigeerd zou moeten worden, dan zou men bij de verwerking van de begrippen geen vrij middel tot zelfopvoeding hebben. Bedenkt u dat wel, dat we alleen door het verwerken van onze begrippen een werkzaam, vrij zelfopvoedingsmiddel hebben, doordat we nooit door de werkelijkheid worden gestoord in de vrije verwerking van begrippen.
Bron: Rudolf Steiner – GA 134 – Die Welt der Sinne und die Welt des Geistes – Hannover, 28 december 1911 (bladzijde 28-30)
Eerder geplaatst op 26 januari 2019 (8 reacties)