Het is een volkomen onjuiste voorstelling als men zich ten opzichte van de aardse lichamelijke ontwikkeling op ascetische wijze opstelt, als men het alleen maar als de vijand van de hogere mens beschouwt. Dat is het in waarheid niet, want het geeft iets aan de mens wat hij op geen andere manier zou kunnen verkrijgen. En de mens vergist zich zeer, die het leven in het lichaam veracht, die het lichaam als iets laags bekijkt, want het betekent juist een hoogst belangrijke en meest betekenisvolle zaak in het gehele mensenleven.
En de spirituele wetenschap kan zich allerminst aansluiten bij de soort mystiek of verkeerde richting van het christendom – niet de juiste, maar de verkeerde richting – die de aardse wereld veracht. De mens beleeft tussen de dood en een nieuwe geboorte de wereld vanuit een ander perspectief; hij beleeft het zo dat nu niet de wezens in hem werken zoals door het fysieke lichaam en etherlichaam, maar de scheppende wezens zelf (Duits: in ihn herein wirken jetzt nicht die Geschöpfe wie durch den physischen Leib und Ätherleib, sondern die Schöpfer selbst). Daar beleeft hij het anders. Vandaar dat we tijdens onze aardse levensloop niet alleen de taak hebben het zintuiglijke, maar ook het bovenzintuiglijke te leren kennen.
Bron: Rudolf Steiner – GA 184 – Die Polarität von Dauer und Entwickelung im Menschenleben – Dornach, 8 september 1918 (bladzijde 64)
Eerder geplaatst op 27 april 2018 (1 reactie)
Steiner door David Newbatt
Ik vind het belang van de verzorging van het fysiek op de allerjongste leeftijd, en ook hoe bepalend dat is voor het functioneren van dat fysiek op latere leeftijd wel een van de duidelijkste bewijzen van bovenstaand citaat.
Eerst goed incarneren is volgens mij een voorwaarde voor het op een gezonde manier kennismaken met het bovenzintuiglijke.
Ik denk dat de verleiding om te vluchten in het idee dat materie minderwaardig zou zijn aan geest groter is wanneer de eigen incarnatie niet helemaal ideaal is verlopen.
Je kan pas op iets neerkijken als je er boven uit bent gestegen en je kan pas boven iets uitstijgen als je het zelf doorleefd hebt.
Stroes, zie ook dit citaat over de verzorging van het fysieke lichaam op de allerjongste leeftijd.
[ broedt in de ware zin van het woord de vormen van de organen uit.]
Prachtig
Ook wij, ook ik, denken nog steeds veel materialistischer dan we beseffen denk ik.
Een gezonde lever wordt wel in verband gezien met erfelijkheid en voeding, maar niet even vanzelfsprekend met levensvreugde en wat daarvoor nodig is. En ook niet met gebeurtenissen in de vroege jeugd, de tijd dat de organen zich vormen.
Het menselijk lichaam zit eigenlijk boordevol informatie over het bovenzinnelijke, informatie die het betrouwbaarst is als je goed verbonden bent met dat lichaam. En dat kan simpelweg door te voelen en te vertrouwen op dat gevoel. Dan gaat er een schat aan informatie open. Die informatie ligt opgeslagen in die materie en is een andere dan de informatie die je krijgt wanneer je de materie ondermijnt. Ik denk ook dat de geestelijke wereld veel praktischer is ingesteld dan wij ons als aardse mensen voorstellen.
Het is nog maar de vraag of dat zo is.
De Italianen hebben wetenschappelijk onderzoek gedaan bij mensen met een fysieke hersenbeschadiging. Een grote groep daarvan is veel spiritueler ingesteld dan de rest, of dan mensen zonder hersenbeschadiging.
En als ervaringsdeskundige kan ik je vertellen dat je met een hersenbeschadiging per definitie niet 100% bent geïncarneerd.
Probleem bij mij is dat ik dan lees maar niet meer weet waar ik dat heb gelezen.. dus ik kan geen bron noemen..
Stroes, je schrijft: ‘Ik denk ook dat de geestelijke wereld veel praktischer is ingesteld dan wij ons als aardse mensen voorstellen.’
Dat klopt wel. Een uitspraak van Steiner is ook: ‘De ware geest is de praktische geest.’
Dat is het paradoxale: enerzijds probeert de mens los te komen van het zintuiglijke, materiele, maar anderzijds moet hij juist in het aardse leven leren en ervaringen opdoen om tot het geestelijke te komen.
Je kan pas loskomen van iets als het je voldoende bevredigd heeft.
Ik bedoel als mensen honger hebben of kou lijden of zoiets, dat ze dan het minst bezig zijn met ‘loskomen van het materiele’. Ze doen dan juist alles om de praktijk te redden.
En het paradoxale is inderdaad dat we weten dat de geestelijke wereld daar het meest aanwezig zal zijn.
Niet waar we goedgevuld in een warm huis onze tijd doden met intellectuele activiteiten.
Jemig wat ingewikkeld weer.
De conclusie zou zijn dat je het meeste van het bovenzinnelijke te weten komt als je er het minste mee bezig bent (?)
nee de conclusie is dat […als men zich ten opzichte van de aardse lichamelijke ontwikkeling op ascetische wijze opstelt, als men het alleen maar als de vijand van de hogere mens beschouwt…], dat men dan spreekwoordelijk toch wel gaat ‘voelen wat met niet horen wou’.
*corr: -met = -men