Weten en gevoel voor het leven tussen dood en nieuwe geboorte

Het is werkelijk even noodzakelijk dat de mens een weten, een gewaarwording en een gevoel heeft voor het leven tussen dood en nieuwe geboorte als voor het aardse leven zelf, omdat, wanneer hij dit aardse leven intreedt, gezondheid, vertrouwen, kracht en hoop in dit leven afhangen van welke krachten hij meebrengt uit het leven tussen de laatste dood en de huidige geboorte.

Welke krachten wij daar echter verkrijgen kunnen, dat hangt er weer vanaf hoe we ons in de vroegere incarnatie gedragen hebben; wat voor een morele instelling, wat voor een religieuze gezindheid of wat voor een algemene menselijke zielenhouding we ons eigen gemaakt hebben. Zo kunnen we ons indenken, dat we met het bovenzinnelijke, waarin we leven tussen dood en nieuwe geboorte, scheppend meewerken hetzij aan de voortgaande ontwikkeling van de gehele mensheid dan wel aan de verwoesting van de mensheid.

Bron: Rudolf Steiner – GA 141 – Das Leben zwischen dem Tode und der neuen Geburt im Verhältnis zu den kosmischen Tatsachen – Berlijn, 20 november 1912 (bladzijde 53)

Previously posted on 4 januari 2017

Portraits of Rudolf Steiner 0005

Vereffening van karmische oorzaken

Als u alles overdenkt wat wij de laatste dagen besproken hebben, dan zult u het niet meer opmerkelijk vinden dat de mens er vanuit bepaalde bewustzijnslagen gewoonweg toe wordt gedreven de vereffening van karmische oorzaken die hij zichzelf heeft ingeplant, ook in de buitenwereld op te zoeken. Hij kan zonder meer naar een plaats worden gedreven waar hij bijvoorbeeld een infectie kan oplopen, om daarin de vereffening van een karmische oorzaak die hij in zichzelf heeft opgenomen, te vinden; en zelfs naar levensgevaarlijke ongevallen kan een mens gedreven worden, om door de inslag van zo’n ongeval een vereffening tot stand te brengen. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 120 – Die  Offenbarungen des  Karma – Hamburg, 26 mei 1910 (blz. 172)

Nederlandse uitgave: Werkingen van het karma (blz. 181). 

Vertaald door Anton de Rijk en Hans Schenkels met een nawoord van Hans Peter van Manen. 

Stichting Rudolf Steiner Vertalingen. Tweede druk 2004

PS  Men zou nu de conclusie kunnen trekken dat bijvoorbeeld een levensgevaarlijk ongeval altijd te maken heeft met een schuld uit het verleden, maar dat is beslist niet altijd het geval. 

Zie hiervoor onderstaande citaten. Daarin zegt Steiner onder meer: In het leven van ieder mens treden voortdurend gebeurtenissen op die met zijn verdienste of zijn schuld in het verleden helemaal niets te maken hebben.

Bestaat toeval? (1 van 2) en Bestaat toeval (2 van 2)

9789060385166_front

Wat met het gevoel samenhangt, keert op de een of andere manier terug

Wat met het gevoel samenhangt, keert op de een of andere manier terug. Door wat ik al dikwijls als een soort representant van deze dingen heb aangevoerd, kunt u dit misschien met uw gedachten benaderen.

Als we een kind leren bidden, dat wil zeggen gevoelsmatig daarbij een stemming van eerbied leren ontwikkelen, dan treedt ook dit weer een keer te voorschijn. Weliswaar keert het pas later, na zeer lange tijd weer terug, soms ook bij tussenpozen, maar het werkt verder en keert eens weer terug. Na lange tijd treedt het bidden weer op in de mogelijkheid van de ziel om te kunnen zegenen. Daarom zeg ik dikwijls: Geen enkel bejaard mens zal effectief in stilte kunnen zegenen, zonder als kind het bidden te hebben geleerd. Het bidden wordt gemetamorfoseerd tot zegenen. Zo werkt in het leven de terugkeer van gevoelsinhouden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 194 – Die Sendung Michaels – Dornach, 6 december 1919 (bladzijde 130)

Vertaling: W.A.C. Labberté, overgenomen uit het boek Rudolf Steiner – Michaël (bladzijde 119) – Uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist

Eerder geplaatst op 10 juli 2018  (6 reacties)

biddend-kind-19901455

Onwaarheid

Dat is wat er nog moet gebeuren: de diepgaande ernst in het opnemen van de wetenschap van de geest, het afwennen van wat de mensen ertoe brengt, om de spirituele wetenschap op te nemen als een of ander literair product, als iets waarin men zichzelf op een iets betere wijze amuseert, omdat dit het verlangen naar het voortleven na de dood garandeert. Er is vandaag nog steeds een verschrikkelijke afstand tussen wat nodig is bij het opnemen van spirituele wetenschap en wat er echt is. […]

Al het oreren over sociale of dergelijke idealen heeft geen zin, als men niet wil kijken naar wat zeer wezenlijk in onze huidige tijd leeft. Want de schade van onze tijd gaat uit van ons verkeerde geestelijk leven, dat langzamerhand diep in onwaarheid terecht is gekomen, en dat zichzelf niet eens bewust is hoe diep ze in onwaarheid leeft.

Bron: Rudolf Steiner – GA 200 – Die neue Geistigkeit und das Christus-Erlebnis des zwanzigsten Jahrhunderts – Dornach, 31 oktober 1920 (bladzijde 139)

Eerder geplaatst op 8 juli 2018 

Portraits of Rudolf Steiner 0018

Het lesrooster, dodend voor alle pedagogie  

Wat beleven de mensen, de kleine kinderen vandaag  vanaf de laagste schoolklassen? Als het kleine kind naar school gebracht wordt,  gaat men bij wat men doet van bijna alles uit wat belangrijk is, maar niet van de impulsen van de zich ontwikkelende mens zelf en wat deze nodig heeft. En met het doorlópen van de ene klas naar de andere wordt dit steeds erger. Al op een leeftijd, die dit onmogelijk verdraagt, gebeurt bijv. het volgende: De jonge mens is op school; het is het eerste uur in de morgen. Op dit eerste uur is misschien voor het gemak van de leerkrachten, laten we zeggen wiskunde, rekenen ingeroosterd, dan volgt Latijn, dan misschien een uur godsdienstonderwijs, dan muziek of zang, of misschien dat nog niet eens, maar bijv. aardrijkskunde.

Je kan het gemoed van het kind niet grondiger ruïneren, dan wanneer je op zo’n manier ervoor zorgt het concentratievermogen van het kind totaal te verpesten. Waarmee we moeten beginnen om op onderwijsgebied te „socialiseren’, dat is in de eerste plaats de verdeling van de activiteiten, de lesrooster, die zo dodend kan zijn voor alle werkelijke pedagogie. De gebruikelijke manier van volgens een lesrooster te werken door alle schoolklassen heen, moet in de eerste plaats bestreden worden. Het is noodzakelijk, dat gezorgd wordt als we willen beginnen om ons onderwijs gezond te maken, dat in de toekomst de jeugd zolang bij een onderwerp kan blijven als het geconcentreerd zijn op dat onderwerp voor haar ontwikkeling wenselijk is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 192 – Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und pädagogischer Fragen – Stuttgart, 1 juni 1919 (bladzijde 128-129)

Vertaling: Pieter Witvliet. Voor zijn vertaling van de gehele voordracht zie: VRIJESCHOOL – PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE ACHTERGRONDEN

Eerder geplaatst op 6 juli 2018

import-7330-converted_1280x1280