De mens vat gewoonlijk de wisseling tussen waken en slapen niet diep genoeg op. Het is voor hem zo’n alledaags verschijnsel dat hij er nauwelijks aandacht aan besteedt. Daardoor ontgaat hem het raadselachtige dat deze processen in zich bergen volkomen. Op de vraag wat er met de mens gebeurt als hij inslaapt, zou men het antwoord krijgen: Het bewustzijn vervaagt, de vermoeide hersenen vallen in een toestand van verdoving en nemen geen zintuiglijke indrukken van de buitenwereld meer op.
Dit is juist voor zover het betrekking heeft op wat met de fysieke ogen waarneembaar is. Vragen we echter de helderziende wat hij waarneemt, dan zal hij ons zeggen dat er iets van grote betekenis plaatsvindt. Hij ziet hoe uit het rustende fysieke lichaam de innerlijke, de astrale mens zich opheft en in de astrale wereld, de macrokosmos uitstroomt (Duits: hineinergiesst).
En ‘s morgens, bij het ontwaken, ziet hij hoe wat ingestroomd is in het universum, zich weer samentrekt en door het fysieke lichaam, de microkosmos opgenomen wordt. Er onthult zich voor zijn blik een wisselend leven dat de mens leidt in de wereld in het groot en in de wereld in het klein.
Bron: Rudolf Steiner – GA 118 – Das Ereignis der Christus-Erscheinung in der ätherischen Welt – Rome, 12 april 1910 (bladzijde 206-207)
Eerder geplaatst op 16 december 2017