Wie heeft al niet eens opgemerkt dat een mens die zich bijvoorbeeld een tiental jaren met werkelijk diepere inzichten bezighoudt – met inzichten, met kennis die geen dode leer blijft maar die wordt omgezet in vreugde en leed, in gelukzaligheid en pijn, die in feite daardoor pas tot werkelijke kennis wordt, die verweven wordt met het ik –, wie heeft niet opgemerkt dat daardoor zelfs de gelaatstrekken, de gebaren, de hele manier van doen van deze mens verandert, hoe het werk van het ik zogezegd tot in de lichamelijke natuur reikt! Maar veel is het niet, wat een mens in zijn lichamelijke natuur kan inprenten door wat hij zich in het leven tussen geboorte en dood eigen maakt. Het meeste van wat hij zich eigen maakt moet hij laten liggen, moet hij bewaren tot een volgend leven.
Aan de andere kant brengt de mens het een en ander mee uit vorige levens en kan hij dit, als hij zich het innerlijke vermogen daartoe aankweekt, op een hoger plan brengen door wat hij tussen geboorte en dood in zich opneemt. Zo zien wij hoe de mens tot in zijn lichamelijk gestel kan werken, hoe het karakter niet beperkt blijft tot het zieleleven, maar doorwerkt in bepaalde delen van zijn lichamelijke natuur. Het gebied waarin het innerlijk karakter van de mens zich het meest naar buiten toe uitdrukt, is in de eerste plaats zijn mimiek, verder dat wat we zijn fysionomie kunnen noemen, en ten derde de plastische vormgeving van zijn schedelbeenderen, dus wat wij tegenkomen in de schedelkunde.
Bron: Rudolf Steiner – Metamorfosen van de ziel: Het karakter van de mens – München 14 maart 1910 (blz. 110-111)
Vertaald door Frans van Bussel en Margreet Meijer-Kouwe, met een nawoord van Ineke van der Duyn Schouten
Rudolf Steiner / Werken en voordrachten © 2013 Stichting Rudolf Steiner Vertalingen
Duitstalige bron: GA 58 – Metamorphosen des Seelenlebens / Pfade der Seelenerlebnisse: V. Der menschliche Charakter – München, 14 maart 1910 (blz. 169-170)
Schedelkunde: De basis voor de schedelkunde (frenologie of craniologie), zoals die in de negentiende eeuw door verschillende artsen werd bedreven, werd gelegd door de Duitse arts Franz Joseph Gall (1758-1828). Gall behoorde tot de eersten die vermoedden dat afzonderlijke menselijke eigenschappen in afzonderlijke hersendelen te situeren waren. Hij meende bovendien dat de mate van ontwikkeling van die hersendelen waarneembaar was aan de vormen van de schedel. Gall en de frenologen na hem probeerden dus iemands aanleg en karakter letterlijk af te tasten aan diens hoofd. Van deze visie is alleen de uitdrukking ‘een knobbel hebben voor (wiskunde e.d.)’ overgebleven. Overigens blijkt aan het eind van deze voordracht dat Steiner een andere schedelkunde voor ogen stond dan de frenologie van de negentiende eeuw.
Franz Joseph Gall
Het gelaat zegt zoveel , en zeker bij bepaalde mensen ….spreekt het delen van het leven .Leed ,pijn en smart en vreugde zijn daar de uitdrukking van . Volgens Steiner hier in dit citaat zegt heeft het innerlijke karakter dus niet uitsluitend met de ziel of het zieleleven te maken . Maar werkt het door tot in de menselijke natuur , en uit het zich in de fysionomie , waartoe wij de gelaatskunde kunnen rekenen .
Eigenlijk heeft men , als ik het goed begrijp inde 19 de eeuw een soort van schedelkunde gemaakt zoals de gelaatskunde van de frenologie , en dacht men karaktereigenschappen te kunnen aflezen aan bepaalde golvingen of knobbels in de bovenste schedel.
R Steiner heeft dit doorzien en de onzin van deze frenologie .Op de vraag over waarom dan de schedels bij de verschillende mensen zo verschillend lijken , en vaak de bouw van de schedel en/of aangezicht beenderen zo lijken overeen te komen met het IK van de bedoelde mens . Hiervoor is de verklaring die Steiner elders geeft , dat dit gewoon te maken heeft met het vorige aardse leven van deze mens . De configuratie en uiterlijke plastische uitdrukking van de schedel wordt aldus bepaald door de vorige incarnartie en het leven vande mens met wat en hoe zijn IK als individualiteit in dat bewuste leven omgegaan is .
Dus zou je kunnen zeggen , waarom zijn wij als mensen zo uniek en hebben wij allen een uniek gezicht en unieke schedel ? Omdat wij vele levens hebben en reincarneren ….in tegenstelling tot de dieren !