Tolerantie na de dood

Als we al in de fysieke wereld zouden kunnen zien hoe het Luciferische en Ahrimanische in mensen werkt, dan zouden we mensen heel anders beoordelen. Niet dat we misschien vaak minder kritisch zouden zijn, maar we zouden dan ons oordeel van mensen afleiden: we zouden niet de mensen bestrijden, maar Lucifer en Ahriman.

We zouden als mens tegenover mensen oneindig veel toleranter zijn. Degene die in het zieleleven leeft in de tijd tussen dood en wedergeboorte, oefent deze tolerantie uit zowel jegens die wezens die met hem zijn in de geestelijke wereld, als ook jegens die wezens die hier nog steeds belichaamd zijn als mensen in het aardse leven.

En het is gewoon een wezenlijk deel van degenen die door de poort van de dood zijn gegaan dat ze zich deze tolerantie verwerven, dat ze altijd doorzien: Lucifer of Ahriman hebben dit of dat aandeel in een mens. Hij zegt niet: Dit is een slecht persoon die slechte begeerten volgt – maar hij doorziet: Lucifer heeft zo en zo veel aandeel in hem.

Hij zegt niet: Dit is een jaloers persoon – maar hij zegt: Ahriman heeft zo en zo veel aandeel in hem. – Zo is het oordeel van degene die daarboven leeft tussen dood en geboorte, want dat hoort bij zijn wezen, net zoals het bij ons wezen hoort om gezonde ogen te hebben, als we van nature gezond zijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 168 – Die Verbindung zwischen Lebenden und  Toten – Zürich, 3 december 1916 (blz. 206)

rudolf-steiner-ga-168-die-verbindung-zwischen-lebe